Kopen en Werken Oefentoets

Kopen en Werken
Vandaag:
- Oefentoets bespreken
- Eventueel verdere vragen stellen


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kopen en Werken
Vandaag:
- Oefentoets bespreken
- Eventueel verdere vragen stellen


Slide 1 - Tekstslide

Budgetlijn

Een budgetlijn laat de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget zien.


Slide 2 - Tekstslide

De budgetlijn
Je kunt dit laten zien a.d.h.v. een budgetlijn:

Budget is €10

Broodje is €2,50
Snack is €2,00

Slide 3 - Tekstslide

Budgetlijn

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Budget: 
€24 per week

Appels:
€0,80/kilo

Peren:
€1,00/kilo

Slide 6 - Tekstslide

Als Karel de helft van zijn budget aan appels zal besteden, hoeveel kilo appels kan hij dan kopen?
A
24
B
12
C
9,6
D
15

Slide 7 - Quizvraag

Budget: 
€24 per week

Appels:
€1,20/kilo

Peren:
€1,00/kilo

Slide 8 - Tekstslide

Karel wil nog steeds 15 kilo appels kopen (€1,20 per kilo). Hoeveel kilo peren kan hij dan nog kopen (€1,00 per kilo)?
A
8
B
6
C
11,5
D
Iets anders

Slide 9 - Quizvraag

Charita krijgt zakgeld van haar ouders van € 12,50 per week.
Ze heeft een baantje waarmee ze € 84 euro per maand verdiend.
Van haar oma krijgt ze € 10 per kwartaal.

Bereken over welk bedrag per maand ze gemiddeld kan beschikken.

Slide 10 - Open vraag

Drie soorten uitgaven:​

Vaste lasten: Uitgaven die je op een vast moment moet doen, waar je niet zomaar vanaf komt.
bijv. huur, elektriciteit, water, gas, televisie abonnementen, zorgverzekering, studiekosten, vervoerskosten, afbetalingen, maar ook gemeentelijke belastingen zoals: afvalstoffenheffing (elk huishouden moet dit betalen).

Reserveringsuitgaven: Grote uitgaven die je soms doet waarvoor je geld opzij zet
geld dat je voor verschillende zaken apart houdt: bijv. kleding, vervangen van meubels, apparaten, vakanties etc.​

Huishoudelijke uitgaven: Dagelijkse uitgaven, dingen die je regelmatig koopt
bijv. boodschappen, persoonlijke verzorging (kapper) maar ook het kopen van cadeautjes voor anderen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Sleepvraag

Inkomsten
Uitgaven:
vaste lasten
Uitgaven:
huishoudelijke
uitgaven
Beurs:
€312 pm
Bijdrage ouders:
€215 pm
Salaris:
€65 pw
Studiekosten:
€1080 pj
Eten + drinken:
€50 pw
Kleding:
€40 pm
Kamer:
€280 pm
Krant:
€36 pk
Ziekteverzekering:
€95,60 pm
Zorgtoeslag:
€45 pm
Kapper:
€30 p6w
Uitgaan en bellen:
€25 pw
Abonnementen: €156 pj

Slide 13 - Sleepvraag

Lukt het Marianne om elke maand €50 over te houden?
A
Ja
B
Nee
C
Ik kwam er niet uit

Slide 14 - Quizvraag

Productiefactoren en de beloning
Om te produceren heb je productiefactoren nodig.
Iedere productiefactor heeft zijn eigen beloning.
Combineer de productiefactoren met de beloningen.


Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Rente
Pacht
Winst
Huur

Slide 15 - Sleepvraag

Welke productiefactor?
Gerrit Baarsma is eigenaar van een vissersboot. Samen met twee medewerkers vangt Gerrit vis in het IJsselmeer. Om de boot te kopen heeft Gerrit € 200.000,- bij een bank geleend. De twee medewerkers verdienen € 20.000,- per jaar. Gerrit haalt per jaar € 30.000,- uit zijn bedrijf.
Welke productiefactor hoort bij het bedrag van € 200.000,-?
Welke productiefactor hoort bij het bedrag van € 20.000,-?
Welke productiefactor hoort bij het bedrag dat Gerrit uit zijn bedrijf haalt?
Welke productiefactor is de vis in het IJsselmeer?
Kapitaal
Arbeid
Ondernemerschap
Natuur

Slide 16 - Sleepvraag

Rondvraag
Vragen
en/of
 mededelingen?

Slide 17 - Tekstslide