In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
imparfait - verleden tijd
adjectif-bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
De imparfait...
...gebruik je om iets in het verleden te beschrijven
Vorm: stam + ais/ais/ait/ions/iez/aient
Waar je in het Nederlands dus zegt: "Ik woonde...", "Hij was...", "Zij liepen" of "Wij gingen" gebruik je in het Frans de imparfait: "J'habitais", "Il était", "Elles marchaient" of "Nous allions"
Slide 2 - Tekstslide
L' adjectif: het bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je bij het beschrijven van voorwerpen, uiterlijk, karakter enzovoort.
Regel was: vrouwelijk + e
manl meervoud+s
vrouwl meervoud+ es
Plaats: achter het zelfstandig nmw, behalve de " kortere bijvnw"
Slide 3 - Tekstslide
Bijvnw die voor het zelfst nw staan
Slide 4 - Tekstslide
uitzonderingen in vorming adjectif
mnl
-f
-x
-c
-el
-en
-i
uitzonderingen in vorming adjectif
vrl
-ve
-se
-che
-elle
-enne
-ite
Slide 5 - Tekstslide
Je marchais
Tu habit___
Elle aim___
Nous achet___
Vous ador___
Ils parl___
Sleep de juiste uitgang naar het juiste werkwoord
ais
ions
ait
aient
iez
Slide 6 - Sleepvraag
A toi!
Vervoeg de werkwoorden op de volgende slides in de imparfait. Let goed op enkelvoud of meervoud!
Vul alleen de juiste vorm van het werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te typen.
Slide 7 - Tekstslide
Loïc _____ (amuser) ses parents avec un spectacle de magie.
Slide 8 - Open vraag
L'année dernière, nous _____ (habiter) encore en France, maintenant on a déménagé.
Slide 9 - Open vraag
Vous _____ (être) toujours contents de vos notes de français?
Slide 10 - Open vraag
Ils _____ (faire) un tournoi quand la tempête a commencé.
Slide 11 - Open vraag
Tu _____ (avoir) peur de lui dire la vérité?
Slide 12 - Open vraag
A toi, suite!
- Vertaal het gegeven werkwoord (uit de lijst die je moest leren)
- Zet in de juiste vorm van de imparfait, let op de persoon!
Vul alleen de juiste vorm van het werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te typen.
Slide 13 - Tekstslide
Le prof _____ (geven) les devoirs toujours juste avant la fin du cours.
Slide 14 - Open vraag
Nous _____ (werken) comme des esclaves pour un salaire de misère.
Slide 15 - Open vraag
Quand j'étais petit, je (haten/ hekel-hebben-aan) la musique metal.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Les vacances de février c'était comment? Toi: ' … ... ' [sympa/ superchouette/ comme ci comme ça/ ennuyeux]
Slide 18 - Open vraag
Qu’est-ce que tu faisais chaque jour? Toi: Chaque jour je … (+ imparfait !) … [(faire) la grasse matinée/du sport / (regarder) un film / [sortir] déhors / (jouer) des jeux vidéo]
Slide 19 - Open vraag
Hoe goed ken jij de imparfait ( vorm met werkwoorden ? )