Je krijgt nu vijf zinnen. Maak een andere zin maar gebruik precies dezelfde woorden. Zo kun je zien uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat.
( Ieder deel van de zin heeft een naam : wwg/ond/lvw etc....)
Voorbeeld : De hond/ ligt/ in de mand/ te slapen.
In de mand/ ligt /de hond/ te slapen.
Ligt /de hond /in de/ mand /te slapen ?