VPTH casus 5
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
MS
Slide 2 - Woordweb
MS is:
A
Een spieraandoening
B
Aandoening centraal zenuwstelsel
Slide 3 - Quizvraag
In Nederland zijn er....mensen met MS
A
8000
B
24000
C
16000
D
30000
Slide 4 - Quizvraag
Bij wie komt MS het vaakst voor?
A
Vrouwen
B
Mannen
Slide 5 - Quizvraag
Katheteriseren
Slide 6 - Woordweb
Urinewegen
Slide 7 - Woordweb
Een nier is 20 cm lang
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Op de nier ligt de bijnier
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Er is geen verschil tussen de plasbuis van de man en vrouw
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
De nieren liggen voor in de buikholte
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
In een nefron verzamelt zich de voorurine
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Urine bestaat voor 90 % uit water
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Per 24 uur wordt 180 liter urine geproduceerd
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Bij 1000 ml urine in de blaas krijg je het gevoel dat je moet plassen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Door de uitwendige sluitspier van de blaas kun je je plas ophouden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Vanuit de nier loopt de urine via de urineleider naar de blaas
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
In de glomerulus vindt de resorptie van vocht uit de voorurine plaats
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Glucose wordt door de nieren altijd doorgelaten naar de urine
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Het antidiuretisch hormoon (ADH) bevordert de resorptie van water in de nieren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Aldosteron bevordert de aanmaak van rode bloedcellen in het rode beenmerg en daardoor het zuurstoftransporterend vermogen van het bloed
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Bij lage bloeddruk wordt renine afgegeven
A
Waar
B
Niet waar
