Wortschatz und Grammatik Lektion 1


1. Check 02 
2. Neue Wörter
2. Lesen
3. Grammatik
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


1. Check 02 
2. Neue Wörter
2. Lesen
3. Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Check 02
11,5 of minder punten: Check woordjes nog een keer
12 of meer punten - achterin zitten: Ratsel maken

Tijd: 5 minutes

Slide 2 - Tekstslide

der Nachbar
A
bovendien
B
de buurman
C
aanraden
D
het verblijf

Slide 3 - Quizvraag

verrückt
A
alleen
B
buiten
C
durven
D
gek

Slide 4 - Quizvraag

dennoch/trotzdem
A
gewoon
B
desondanks
C
durven
D
ophouden, stoppen

Slide 5 - Quizvraag

der öffentliche Verkehr
A
bovendien
B
het verblijf
C
het openbaar vervoer
D
de belevenis

Slide 6 - Quizvraag

irgendwohin
A
ergens hen
B
huren
C
in de buurt van
D
de belevenis

Slide 7 - Quizvraag

außerdem
A
gek
B
desondanks
C
bovendien
D
durven

Slide 8 - Quizvraag

draußen
A
gewoon
B
buiten
C
de belevenis
D
b

Slide 9 - Quizvraag

Lesen
Selbstständig: Aufgabe 16, 17 und 18
Fertig? Wörter üben auf Slim Stampen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Grammatik
1. Wiederholung: haben, sein, werden im Präsens 
2. Neu: haben, sein, werden im Präteritum

Slide 12 - Tekstslide

Wann ________ du Geburtstag?
A
habe
B
hast
C
haben
D
habest

Slide 13 - Quizvraag

Ich ______ 15 Jahre alt
A
binst
B
bin
C
sein
D
sind

Slide 14 - Quizvraag

Wir _______ viel Spaß haben in den Ferien.
A
werd
B
werdest
C
werden
D
werde

Slide 15 - Quizvraag

Wir ______ müde von der Party gestern.
A
bist
B
bin
C
ist
D
sind

Slide 16 - Quizvraag

Du ______ später mal berühmt
A
werdet
B
wirst
C
werden
D
wird

Slide 17 - Quizvraag

Lisa und Tim _____ ein großes Haus
A
haben
B
habe
C
habt
D
hast

Slide 18 - Quizvraag

Ihr ______ alle Schüler*innen auf dem Frencken
A
sind
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 19 - Quizvraag

Hoe goed kan je de werkwoorden vervoegen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Extra uitleg?
Seite 146 

Slide 21 - Tekstslide

haben, sein, werden im Präteritum
Präteritum = verleden tijd
Het is geweest
Herkenbaar aan woorden: gestern, letztes Woche, voriges Jahr

Slide 22 - Tekstslide

Üben
Zusammen: Aufgabe 20, 21
In Duo's: 22, 23
Hilfe? Extra uitlegfilmpje op Neue Kontake online

Slide 23 - Tekstslide

Hausaufgabe
haben, sein, werden im Präsens und Präteritum kennen
Seite 146: A Verben 1.

Slide 24 - Tekstslide

Donnerstag
1. Check: haben, sein, werden (starke Verben) im Präteritum
2. Wiederholung: schwache Verben im Präsens
3. Neu: schwache Verben im Präteritum

Slide 25 - Tekstslide

Wir _____ ein Spiel.
A
spielt
B
spielst
C
spiele
D
spielen

Slide 26 - Quizvraag

Es ______ den ganzen Tag.
A
regnet
B
regnen
C
regne
D
regnest

Slide 27 - Quizvraag

_______ du deine Hausaufgaben?
A
Mache
B
Machst
C
Machen
D
Macht

Slide 28 - Quizvraag

Ich _______ das Training heute.
A
verpasse
B
verpassen
C
verpasset
D
verpasst

Slide 29 - Quizvraag

Ihr _______ schöne Sachen
A
kaufen
B
kaufe
C
kaufst
D
kauft

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de regel van het vervoegen van zwakke (regelmatige) werkwoorden?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Jetzt im Präteritum
Zusammen: 24, 25
In Duo's: 26, 27, 28, 29
Fertig? Slim Stampen Grammatik üben

Slide 33 - Tekstslide

Hausaufgabe
haben, sein, werden und die schwachen Verben im Präteritum kennen (Grammatik Seite 50)

Slide 34 - Tekstslide

Hoe vond je het gaan met de grammatica?
0100

Slide 35 - Poll