week 3, uitdrukkingen, letterlijk, figuurlijk, beeldspraak, rijmschema's, gedichten

        
       Fictie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

        
       Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je weet wat letterlijk, figuurlijk taalgebruik en beeldspraak is. 
  • Je weet wat de stijlfiguren zijn.
  • Je weet hoe je gedichten kan herkennen. 
  • Je kent verschillende rijmschema's. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start

P. 153 opdracht 2
Maak een woordspin bij "creatief zijn"


Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Start
Huiswerk nakijken:

Pagina 155 boek B 
opdracht 4

(samen lezen tekst "Tegenwoordig heet iedereen sorry". 






Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren (hoofdstuk 9.3, p. 103)
Stijlfiguren (bijzonder taalgebruik) worden veel gebruikt door schrijvers en dichters om de tekst mooier te maken of levendig te houden. 

Herhaling: je herhaalt zinnen of woorden, maar steeds net iets anders. 
Opsomming: je zet een aantal dingen op een rij, of noemt ze na elkaar op. 
Tegenstelling: je zet dingen tegenover elkaar, waardoor de verschillen opvallen. 
Overdrijving: je maakt dingen erger of groter dan het werkelijk is.
Opdracht 7 en 8 pagina 161

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taal waarmee je precies bedoelt wat er staat, bijvoorbeeld: 

- Marlou praat graag met haar klasgenoten.
 
- Ensar en Kevin zijn net jarig geweest. 
Letterlijk taalgebruik 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat, bijvoorbeeld: 

 Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes zijn figuurlijk taalgebruik. 
Figuurlijk taalgebruik (beeldspraak)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Wat gebeurt er als je spreekwoorden letterlijk neemt? 



https://youtu.be/gHfZvSoqBpA





Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Letterlijk of figuurlijk (beeldspraak)?

Een stalen gezicht.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk (beeldspraak) of letterlijk?
Hij moet een schop onder zijn kont hebben.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 11 - Quizvraag

Betekent: ik ben er kapot van 
Letterlijk of figuurlijk?

Zachte boter
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Ik doe een moord voor een kaassoufflé!"
A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

LETTERLIJK
FIGUURLIJK

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

P. 165 boek B

Opdracht 12 en 13 (oefening beeldspraak).


Verhaal "Vals nest" samen lezen. 





Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedichten herkennen.
Gedichten zijn anders dan verhalen. Hoe herken je gedichten? 

Aan de vorm: 
- De regels zijn niet helemaal volgeschreven (veel wit).
 - De zinnen staan vaak in groepjes bij elkaar -> dat heet een strofe.

Aan de inhoud en de klank: 
- In een gedicht komt soms rijm voor.
- Een gedicht heeft vaak ritme (lees maar hardop!)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verbanden tussen strofen

Opsomming: regels of strofen zijn onderdeel van een opsomming. 

Tegenstelling: de inhoud van regels of strofen staan tegenover elkaar. Bijvoorbeeld een strofe over de dag en een strofe over de nacht. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijm.

Rijm is als het einde van twee woorden hetzelfde klinken 
(dezelfde klankgelijkheid hebben). 

Binnenrijm: rijmende woorden binnen dezelfde zin. 
Eindrijm: rijmende woorden aan het einde van zinnen. 

Rijm komt vaak voor in gedichten. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten rijm.







De eerste en tweede regel rijmen dan op elkaar. 
En de derde en vierde regel rijmen dan op elkaar. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies







De eerste en derde regel rijmen dan op elkaar. 
En de tweede en vierde regel rijmen dan op elkaar. 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld gekruist rijm
Mijn leven is echt heel gewoon
een huis is waar ik woon.

Met een tuintje en een kat,
en er gebeurt nooit eens wat

Af en toe vangt de kat een muis,
en die brengt hij dan mee naar huis




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke rijm kun je hier ontdekken?

Rood is al lang het rood niet meer
Het rood van rode rozen
De kleur van liefde van weleer
Lijkt door de haat gekozen
A
gepaard rijm
B
gekruist rijm

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 18 pagina 168. 





Gebruik zelf de rijmschema's gekruist rijm en gepaard rijm. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat letterlijk, figuurlijk taalgebruik en beeldspraak is?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik gedichten kan herkennen?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat de verschillende rijmschema's zijn.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies