Taal persoonsvorm
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
De persoonsvorm
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in de zin?
Sarah gooit de bal naar Mai.
Wie/Wat + pv?
Sarah gooit de bal naar Mai.
Wie/Wat + pv?
A
Mai
B
Sarah
C
de bal
D
naar
Slide 8 - Quizvraag
Staat de zin in enkelvoud of meervoud?
Sheyenne scoort een doelpunt.
Sheyenne scoort een doelpunt.
A
meervoud
B
allebei
C
geen van allemaal
D
enkelvoud
Slide 9 - Quizvraag
Zeynep raakt de bal voor het eerst van haar leven!
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
A
raakt
B
de bal
C
Zeynep
D
voor het eerst van haar leven
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Dit jaar mogen de kinderen uit groep 6 zelf een bewegingsles organiseren.
Dit jaar mogen de kinderen uit groep 6 zelf een bewegingsles organiseren.
A
mogen
B
organiseren
C
de kinderen
D
de kinderen uit groep 6
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Dit jaar mogen de kinderen uit groep 6 zelf een bewegingsles organiseren.
Dit jaar mogen de kinderen uit groep 6 zelf een bewegingsles organiseren.
A
organiseren
B
de kinderen
C
groep 6
D
mogen
Slide 12 - Quizvraag
Zet de zinnen in een ander getal.
Zoek de persoonsvorm en het onderwerp.
Maak van het meisje: de meisjes.
Het meisje heeft weinig interesse in balsporten.
Zoek de persoonsvorm en het onderwerp.
Maak van het meisje: de meisjes.
Het meisje heeft weinig interesse in balsporten.
A
De meisjes hebben
B
De meisjes tonen interesse
C
De meisjes en balsporten
D
De meisjes weinig
Slide 13 - Quizvraag
Zoek de persoonsvorm.
De persoonsvorm leren is best lastig.
De persoonsvorm leren is best lastig.
Slide 14 - Open vraag
Wat is het onderwerp en de persoonsvorm?
Elk kind houdt in groep 6 een spreekbeurt.
Elk kind houdt in groep 6 een spreekbeurt.
Slide 15 - Open vraag
Wat is het onderwerp en de persoonsvorm?
Over een paar weken hebben wij kerstvakantie!
Over een paar weken hebben wij kerstvakantie!
Slide 16 - Open vraag
Zet de zinnen in een ander getal.
Zoek de persoonsvorm en het onderwerp.
Maak van de jongen: de jongens
De jongen probeert hem af te troeven.
Zoek de persoonsvorm en het onderwerp.
Maak van de jongen: de jongens
De jongen probeert hem af te troeven.
A
De jongens troeven
B
De jongens hem
C
De jongens proberen
D
De jongens troeven hem af.
Slide 17 - Quizvraag
Zet het onderwerp en de persoonsvorm in het meervoud.
De juf geeft les over de persoonsvorm.
De juf geeft les over de persoonsvorm.
Slide 18 - Open vraag
Ik snap de les nu beter dan eerst
A
Nee nog niet, maar bijna
B
Ja, makkie!
C
Ja, iets beter
D
Nee ik snap het totaal niet
