GHV les 3

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Terugblik vorige les
  2. Lesdoelen
  3. Theorie (lezen + informatie)
  4. Afsluiting/vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Aan het eind van de les:


  • Kun 

Slide 3 - Tekstslide

Hygiëne = de kennis van alles wat ons gezond houdt

Hygiëne verdelen we in 4 groepen/vormen:

1. Persoonlijke hygiëne = verzorging van lichaam en kleding.

2. Bedrijfshygiëne = verzorging van werkplek, gereedschappen en hulpmiddelen.

3. Levensmiddelenhygiëne = verzorging van grondstoffen en producten.

4. Sociale hygiëne = rekening met elkaar houden.

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijke hygiëne
  • Virussen en bacteriën die we bij ons dragen kunnen ziektes veroorzaken.
  • Persoonlijke hygiëne = lichaamsverzorging:

1. handen -> sieraden, water, zeep en desinfectiemiddel

2. haren -> opgestoken, shampoo, wax, gel

3. huid -> zeep, deodorant

4. gebit -> tandenborstel, tandpasta

Slide 5 - Tekstslide

Welke vorm van hygiëne is de belangrijkste voor de gastheer/-vrouw?
A
Persoonlijke hygiëne
B
Bedrijfshygiëne
C
Levensmiddelen hygiëne
D
Sociale hygiëne

Slide 6 - Quizvraag

Waar moet iemand die in de pauze een sigaret rookt om denken?

Slide 7 - Open vraag

Waarom mag je in de bediening geen of weinig parfum/aftershave op?

Slide 8 - Open vraag

Op welke momenten moet je
tijdens het werk je handen
(opnieuw) wassen?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Video

HACCP
  • Haccp = Hazard Analysis and Critical Control Points.
  • Nederlands = gevarenanalyse van kritische beheerspunten.
  • Wettelijk verplicht systeem om te onderzoeken of de voedselveiligheid ergens tijdens het proces gevaar loopt.
  • Kritische punten waar besmetting kan ontstaan moet een werkinstructie voor geschreven worden.
  • Voorbeeld: handen wassen:



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

First in, first out (FIFO)
  • De eerst binnengekomen producten worden als eerst verkocht.
  • Je houdt rekening met de vervaldatum van producten.
  • Nieuwe producten worden achter geplaatst en oudere producten naar voren geschoven.
  • HACCP regel.



Slide 14 - Tekstslide

temperatuur

Diepvries = -20 tot -16 graden

Koeling = 3 tot 7 graden

Magazijn = 16 tot 20 graden


- Kruiden = droog en donker

- Vis = op ijs

- Bladgroenten = vochtige doek


Slide 15 - Tekstslide

Coderen
In een professionele keuken moet je alle ingrediënten en restjes in de koelkast afdekken met folie.
 Ook moet je er een sticker opplakken. Op de sticker staat informatie over de houdbaarheid van het product. Dit noem je coderen . Zo weet iedereen precies hoe lang een product nog houdbaar is. Coderen helpt ook mee aan het terugdringen van voedselverspilling.

Dagsticker
Je kunt ook een dagsticker op het product plakken. Elke dagsticker heeft een andere eigen kleur. Zo zie je meteen wat op moet of over de datum is. Ongecodeerde voedselresten mag je niet gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bijzondere voeding

- heeft iemand bijzondere voeding nodig?

- is iemand allergisch?

Slide 18 - Tekstslide

Diabetes
Mensen met diabetes kunnen hun bloedsuikergehalte niet goed regelen. Daarvoor gebruiken ze medicijnen. Als het suikergehalte te hoog wordt, voelt het slachtoffer zich slaperig. Hij wordt dorstig en heeft vaak hoofdpijn. We noemen dit hyperglykemie of kortweg hyper. In dit geval heeft het slachtoffer medicijnen nodig. Misschien kan hij dit zelf inspuiten, of een familielid.

Slide 19 - Tekstslide

Energiebeperkt dieet

Als de inname gelijk is aan de verbranding blijf je op gewicht.

Als je moet afvallen moet je minder innemen

Dit kan dmv een energiebeperkt dieet:

- koolhydraten = 4 kcal (teveel wordt vetdepot)

- eitwitten = 4 kcal

- vetten = 9 kcal

- alchohol = 7 kcal

Slide 20 - Tekstslide

Natriumbeperkt dieet

Voorgeschreven door arts of diëtist bij:


Hoge bloeddruk
ziekten met oedeemvorming


Slide 21 - Tekstslide

Voedselallergie
Reactie wordt veroorzaakt door allergenen
het immuunsysteem kan de allergenen niet verwerken

14 verplicht melden in de horeca

Slide 22 - Tekstslide

Allergeen komt lichaam binnen
Allergeen = lichaamsvreemde stof die allergische reactie kan veroorzaken 
Stap 1: allergeen komt lichaam binnen 
Stap 2: witte bloedcellen merken indringer op
Stap 3: witte bloedcellen maken stoffen tegen de indringer 
Stap 4: deze stoffen zorgen voor allergische reactie. Bijv. benauwdheid en jeuk 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Beroepsuitrusting = onmisbare attributen voor het werk dat je moet verrichten.

- Diendoek = doek die je speciaal gebruikt om jezelf te beschermen bij het dragen van borden of schalen met warme gerechten.

Slide 26 - Tekstslide

Attributen

- Pen en papier voor het opnemen van de bestelling -> onthouden staat professioneler...


Tegenwoordig: elektronische kladblokjes =

handheld terminal -> bestelling gaat meteen

naar de keuken en in naar de kassa.

-> handig als er grote afstanden overbrugd moeten worden.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Attributen

- Lucifers of een aansteker


Voor kaarsen of rechauds

(warmhoudplaten) met brander.

Slide 29 - Tekstslide

Attributen

- Portefeuille = portemonnee

-> Om geld in op te bergen

-> Op terrassen

-> Als aan tafel afgerekend wordt

Slide 30 - Tekstslide

Attributen

- Zakdoek

-> Als je moet niezen of hoesten. In je handen niezen of hoesten is onsmakelijk.

-> Probeer uit het zicht van gasten.

-> Daarna altijd handen wassen.

Slide 31 - Tekstslide

Attributen

- Sommeliersmes

= kelnersmes

= wijnmes

-> Openen van een fles wijn


Slide 32 - Tekstslide

Kleding


Beroepskleding = kleding die hoort bij het beroep. Ook wel vakkleding.


Bedrijfskleding = beroepskleding die door het bedrijf verstrekt wordt, vaak met een logo van het bedrijf.

Slide 33 - Tekstslide

5 functies van beroepskleding
  1. Veiligheid -> opvallende of beschermende kleding.
  2. Uitstraling -> passend bij de bedrijfsformule, visitekaartje.
  3. Hygiëne -> T-shirt onder je overhemd/blouse om transpiratievocht op te nemen, schone kleding.
  4. Herkenning -> gasten moeten zien dat je bij het personeel hoort.
  5. Rangen/functie -> zegt wat over verantwoordelijkheden.

Slide 34 - Tekstslide