Is suiker een hydrofiele stof of een hydrofobe stof
A
Hydrofiel
B
hydrofoob
Slide 6 - Quizvraag
Is olie een hydrofiele of een hydrofobe stof.
A
hydrofiel
B
hydrofoob
Slide 7 - Quizvraag
Is het materiaal van deze regenjas gemaakt van een hydrofiel materiaal of van een hydrofoob materiaal
A
Hydrofiel materiaal
B
hydrofoob materiaal
Slide 8 - Quizvraag
Waar kan je de kwasten van olieverf het beste mee uitwassen..
A
Met terpentine
Olieverf is hydrofiel
B
Met water
Olieverf is hydrofiel
C
Met terpentine
Olieverf is hydrofoob
D
Met water
Olieverf is hydrofoob
Slide 9 - Quizvraag
Waar kan je waterproof mascara het beste mee verwijderen?
A
Met water
B
Met een speciaal oplosmiddel, zeker geen water
Slide 10 - Quizvraag
Emulgator
Een emulgator zorgt ervoor dat hydrofiele en hydrofobe stoffen met elkaar mengen. Kijk het filmpje over de werking van een emulgator .
Slide 11 - Tekstslide
Oplosbaarheid en temperatuur
De oplosbaarheid van een stof heeft ook te maken met de temperatuur. Hoe sneller de moleculen bewegen, hoe meer stof er opgelost kan worden.
Maar........ er is een verschil tussen vaste stoffen en gassen die opgelost worden .
Slide 12 - Tekstslide
Verschil in oplosbaarheid tussen vaste stoffen en gassen
Vaste stoffen:
Als je de temperatuur verhoogtkan je meervaste stof oplossen
Als je de temperatuurverlaagtjuistminder.
Gassen
Als je de temperatuurverhoogt kan jemindergas oplossen
Als je de temperatuur verlaagt juistmeer .
Slide 13 - Tekstslide
Wanneer kan je meer suiker in de thee oplossen. Als deze koud is of als deze warm is.
A
Als de thee koud is
B
Als de thee warm is
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer bruist een flesje cola meer bij het openen: Als het koud is of als het warm is.
A
Als het koud is
B
Als het warm is
Slide 15 - Quizvraag
Verzadigde en onverzadigde oplossingen
In een verzadigde oplossing kun je geen stof meer oplossen: De stof zakt naar de bodem
In een onverzadigde oplossing kan je nog meer stof oplossen:
-->De verzadiging is afhankelijk van de temperatuur
-->En er is een verschil tussen het oplossen van vaste stoffen en gassen
Slide 16 - Tekstslide
De oplosbaarheid van keukenzout is 359 g/L Tom probeert 384 gram op te lossen in 1 liter water. Hoe noemen we de oplossing en hoeveel keukenzout zakt naar de bodem?
A
onverzadigd, 359 gram
B
verzadigd, 384 gram
C
onverzadigd, 384 gram
D
verzadigd, 25 gram
Slide 17 - Quizvraag
0
Slide 18 - Video
Rekenen met concentratie en oplosbaarheid uitgelegd.
Kijk het filmpje
Slide 19 - Tekstslide
Aan de slag met je werkboek
Maak nu opdracht 103 t/m 112 van je werkboek.
Als je klaar bent: check of je de leerdoelen van 1.4 deel B behaald hebt.