4HEC Markt en overheid H1.2 ( en toepassing deel )

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welke conclusie is juist?
A
Hoe meer klantentrouw hoe hoger de prijselasticiteit
B
Hoe meer klantentrouw hoe lager de prijselasticiteit

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de marktkenmerken die je herkent in deze bron en geef aan om welke marktvorm het gaat

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Noteer de marktkenmerken van de bron en geef aan welke marktvorm hier bij hoort

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Noteer de marktkenmerken die je in de bron ziet. Welke marktvorm hoort hier bij?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bedenk wat voor soort product de tomaat is en hoeveel aanbieders er zijn. Wat is dan de marktvorm?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat voor soort goed is graan en hoeveel aanbieders denk je dat er zijn.Wat is dan de marktvorm?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Is brood een homogeen product of een heterogeen product?
A
Homogeen
B
Heterogeen

Slide 24 - Quizvraag

Wordt brood door veel of weinig bedrijven aangeboden ?
A
veel
B
weinig

Slide 25 - Quizvraag

Om welke marktvorm gaat het bij bron 16
"Bakker heeft kritiek op dumpprijzen in supermarkt "
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Heterogeen oligopolie

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welk verband is juist
A
hoe hoger de prijs hoe hoger het consumentensurplus
B
hoe lager de prijs hoe lager het consumentensurplus
C
hoe lager de prijs hoe hoger het consumentensurplus

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Veel concurrentie geen invloed op de prijs
veel concurrentie - beetje invloed op de prijs
Er is concurrentie maar je kun al aardig de prijs zelf bepalen
Er is geen concurrentie
Oligo-
polie
Mono-polie
mono-
polistische concurrentie
Volkomen concurren-tie

Slide 32 - Sleepvraag

Welke marktvorm ontbreekt?
Volkomen concurrentie, oligopolie, monopolie.

Slide 33 - Open vraag

Welke marktvorm ontbreekt ?
Monopolistische concurrentie, oligopolie, monopolie

Slide 34 - Open vraag

Is de volgende uitspraak juist of onjuist ?
Bij een hoge prijselasticiteit heb je geen trouwe klanten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak juist of onjuist ?
Het consumentensurplus neemt toe als de prijs stijgt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide