In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H14 Waarnemen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het type ionkanaal dat opengaat (Na+, K+ of Cl-) is afhankelijk van de neurotransmitter die wordt afgegeven
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
De hoeveelheid neurotransmitter die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht is niet constant.
Waarvan is de hoeveelheid transmitter afhankelijk?
A
van de frequentie waarmee impulsen aankomen
B
van de herkomst van de aankomende impulsen
C
van de sterkte van de aankomende impulsen
D
van de sterkte van de actiepotentiaal van de zenuwcel vóór de synaps
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Het uiteinde van een motorische zenuwcel (motorisch eindplaatje) geeft de neurotransmitter acethylcholine af, dat voor een reactie van de spiervezel zorgt. Onder normale omstandigheden verdwijnt het acetylcholine onder andere doordat het wordt omgezet met behulp van het enzym acetylcholinesterase en weer wordt opgenomen door het neuron. Bij de spierziekte myasthenia gravis, een vorm van spierzwakte, is een deel van de acetylcholinereceptoren bezet door antistofmoleculen, waardoor zich onvoldoende acetylcholine kan binden. Bij lijders aan deze ziekte leidt toediening van acetylcholinesterase-remmende stoffen tot vermindering van de spierzwakte. Waardoor verminderen acetylcholinesterase-remmers de spierzwakte?
A
Doordat acetylcholine langer in de synaps aanwezig is, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
B
Doordat de acetylcholinesterase-remmers de postsynaptische membraan depolariseren, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
C
Doordat de acetylcholinesterase-remmers de antistofmoleculen losmaken van de acetylcholinereceptoren, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wanneer je gespannen bent, heb je vaak een droge mond. Dit wordt veroorzaakt door je...
A
(Ortho)sympatisch zenuwstelsel
B
Parasympatisch zenuwstelsel
C
Animaal zenuwstelsel
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer je iets heets aanraakt, heb je wat we noemen de 'terugtrekreflex' Dit wordt veroorzaakt door je...
A
(Ortho)sympatisch zenuwstelsel
B
Parasympatisch zenuwstelsel
C
Animaal zenuwstelsel
Slide 11 - Quizvraag
H14 Waarnemen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert welke verschillende typen prikkels er zijn en hoe zintuigcellen erop reageren (14.1)
Je leert hoe je oren geluidstrillingen verwerken
Slide 14 - Tekstslide
Zintuigcellen
Zintuigcellen moeten een signaal doorgeven aan een sensorisch neuron.
Slide 15 - Tekstslide
Zintuigen
Elke zintuigcel is gevoelig voor één bepaald soort prikkel.
Je noemt dat een adequate prikkel.
Niet elke adequate prikkel wordt omgezet in impulsen. De prikkel moet sterker zijn dan een bepaalde minimumsterkte, de prikkeldrempel.
Slide 16 - Tekstslide
Receptorcellen van zintuigen zijn gevoelig voor een adequate prikkel
Slide 17 - Tekstslide
Receptoren - prikkels
Mechanoreceptoren: druk zorgt voor
opengaan Na+ poorten. De Na+ poort
is zelf gevoelig voor druk
Thermoreceptoren: temperatuur zorgt
voor openen Na+ poorten, de Na+ poort
heeft een temperatuurgevoelig eiwit
Slide 18 - Tekstslide
Receptoren - prikkels
Chemoreceptoren: binding moleculen
aan receptor zorgt voor vrijkomen
secundaire boodschapper, die zorgt
voor openen Na+ poorten
Slide 19 - Tekstslide
Receptoren - prikkels
Fotoreceptoren: licht op een licht-
gevoelig eiwit zorgt voor vrijkomen
secundaire boodschapper, die zorgt
voor openen Na+ poorten
Slide 20 - Tekstslide
Prikkelsterkte
De actiepotentiaal is altijd even sterk.
Sterkere prikkel =
meer neurotransmitter =
hogere frequentie van actiepotentialen.
Slide 21 - Tekstslide
Zintuigcellen hebben over hun membraan een rustpotentiaal. Hoe verandert dit wanneer Na+-poorten openen?
A
Depolarisatie
B
Hyperpolarisatie
C
Repolarisatie
D
Geen verandering
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
In leidingwater zit een beetje zout. Je drinkt water en in je zoutsmaakzintuigcellen in je tong is een verandering meetbaar. Toch proef je geen zout. Dit komt doordat