In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
WI 2 P3 Hoofdstuk 6 - Vergroten
WI 2T H4 W2.L4 -
RekenenOnline en Extra vragen
Slide 1 - Tekstslide
§6.1 Vergroten
Leerdoel
Ik kan m.b.v. een vergrotingsgetal bepalen of er sprake is van een vergroting is of niet.
Je spreekt dus van een vergroting als alle zijden met hetzelfde getal worden vermenigvuldigd EN
als alle hoeken even groot blijven.
Slide 2 - Tekstslide
§6.2 Factor groter dan 1
Leerdoel
Ik kan de factor berekenen bij een vergroting en kan die gebruiken om de andere maten mee te berekenen.
De factor is een getal waar je mee vermenigvuldigd.
Je kan dus de factor berekenen en daarmee rekenen.
Je gebruikt een pijlenketting om de factor te berekenen.
Slide 3 - Tekstslide
§6.3 Factor tussen 0 en 1
Leerdoel
Ik kan vergrotingen berekenen met factoren tussen 0 en 1 en groter dan 1.
Slide 4 - Tekstslide
Belangrijke begrippen
Origineel: Beginsituatie, 1e figuur, werkelijkheid/echt
Beeld: Eindsituatie, 2e figuur, schaal/nep
Factor tussen 0 en 1 als het origineel kleiner wordt.
Voorbeeld:
Een vergroting van A naar B:
A is het origineel, B is het beeld.
Slide 5 - Tekstslide
§6.4 Schaal
Leerdoel
Ik kan m.b.v. de factor rekenen met schaal.
Slide 6 - Tekstslide
Uitlegvideo: Vergrotingsfactor
Slide 7 - Tekstslide
Uitlegvideo: factor tussen 0 en 1
Slide 8 - Tekstslide
Uitlegvideo: §6.4 Schaal
Alleen bestuderen als je bij de vragen er niet uit komt.
Slide 9 - Tekstslide
Welke berekening gebruik je bij de vergroting van B naar A?
A
2 : 6 = 1/3
Dus factor is 1/3
B
2 x 3 = 6
Dus factor is 3
C
6 : 2 = 3
Dus factor is 3
D
2 + 4 = 6
Dus de factor is 4
Slide 10 - Quizvraag
Welke berekening gebruik je bij de vergroting van C naar A te gaan?
A
2 : 3 = 2/3
Dus factor is 2/3
B
4,5 : 3 = 1,5
Dus factor is 1,5
C
3 x 4,5 = 13,5
Dus factor is 4,5
D
2 : 4 = 0,5
Dus de factor is 0,5
Slide 11 - Quizvraag
De diameter van 1 is 30cm. De diameter van de vergroting is 75 cm. Hoe bereken je de vergroting van figuur 1 naar figuur 2? Wat is de factor bij deze vergroting?
1
2
A
30 : 75=0,4
Factor is 0,4
B
30 x 2,5 = 75
Factor is 2,5
C
75 : 30= 2,5
Factor is 2,5
D
75 - 30 = 45
Factor is 45
Slide 12 - Quizvraag
De diameter van 1 is 30cm. De diameter van de vergroting is 75 cm. Hoe bereken je de vergroting van figuur 2 naar figuur 1? Wat is de factor bij deze vergroting?
1
2
A
30 : 75=0,4
Factor is 0,4
B
30 x 2,5 = 75
Factor is 2,5
C
75 : 30= 2,5
Factor is 2,5
D
75 - 30 = 45
Factor is 45
Slide 13 - Quizvraag
De paal is in de tekening 4 cm hoog. De breedte van de straat is in de tekening 6cm. In het echt is deze 4,5m hoog. Bereken de schaal en bereken de echte breedte van de straat.
Slide 14 - Open vraag
Figuur 1 is 2cm hoog en 3 cm breed. Figuur 2 is vergroot met factor 4. Wat is de omtrek van figuur 1?
A
Omtrek fig 1 = 2 + 3 = 5 cm
B
Omtrek fig 1 = 2 x 3 x 2 x 3 = 24 cm^2
C
Omtrek fig 1 = 2 x 3 = 6 cm^2
D
Omtrek fig 1 = 2 + 3 + 2 + 3 = 10 cm
Slide 15 - Quizvraag
Figuur 1 is 2cm hoog en 3 cm breed. Figuur 2 is vergroot met factor 4. Leg hieronder uit dat figuur 2 hoogte 8 heeft en breedte 12.
Slide 16 - Open vraag
Figuur 1 is 2cm hoog en 3 cm breed. Figuur 2 is vergroot met factor 4. Hoe vaak past de omtrek van figuur 1 in de omtrek van figuur 2? Laat zien met een berekening.
Slide 17 - Open vraag
Figuur 1 is 2cm hoog en 3 cm breed. Figuur 2 is vergroot met factor 4. Bereken de oppervlakte van figuur 1. Bereken de oppervlakte van figuur 2.
Slide 18 - Open vraag
Figuur 1 is 2cm hoog en 3 cm breed. Figuur 2 is vergroot met factor 4. Laat met een berekening zien dat de oppervlakte van figuur 1 16 keer in de oppervlakte van figuur 2 past.
Slide 19 - Open vraag
Het linkertorentje is in Madurodam 120cm hoog en 25cm breed. In het echt is deze 30m hoog. 1: Bereken de schaal. 2: Bereken de echte breedte van het torentje