Les 5 - H1 Woordenschat: Stijlfiguren herhaling, climax en omgekeerde climax

Welkom AH3F!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Voordat de timer afgaat...
timer
2:00
- Jas uit en tas van tafel
- Telefoon in de tas
- Boek en schrift op tafel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom AH3F!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Voordat de timer afgaat...
timer
2:00
- Jas uit en tas van tafel
- Telefoon in de tas
- Boek en schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Planning Yesweek 1
- Lesdoel
- Herhaling: bijvoeglijke bepaling en betrekkelijk voornaamwoord
- Woordenschat 1: Stijlfiguren
- Zelfstandig werken of verlengde instructie 
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Yesweek 1
H1 Lezen > Tekststructuren 1
H2 Lezen > Tekststructuren 2
H1 Woordenschat > Stijlfiguren
H2 Woordenschat > Stijlfiguren
H1 Grammatica > Bijvoeglijke bijzin en bijwoordelijke 
H2 Grammatica > Samenstrekking en onbepaald voornaamwoord
H1 Spelling > Trema, apostrof, accent, cedille / werkwoorden
H2 Spelling > Met of zonder n / werkwoordsvormen

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
... kun je uitleggen wat stijlfiguren zijn

... kun je uitleggen wat de volgende stijlfiguren inhouden: tegenstelling, opsomming en herhaling

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling/bijzin
- In een woordgroep met een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen staan

Met andere woorden...:
- woord/woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord

Bijvoorbeeld:
Het meisje dat daar staat, heeft vanmorgen haar bus gemist 
Bijv. bijzin: dat daar staat -> meisje

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling/bijzin
1. Meisjes die nagelbijten, schijnen lang niet altijd zenuwachtig te zijn.


2. Er zijn veel jongeren die sparen voor de allernieuwste iPhone.


3. Met groot geduld wist de tandarts de patiënten die angstig waren, gerust te stellen.


4. Je moet voor deze opleiding, die slechts een jaar duurt, een peperdure laptop aanschaffen.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling/bijzin
1. Meisjes die nagelbijten, schijnen lang niet altijd zenuwachtig te zijn.
Bijv. bijzin: die nagelbijten -> meisjes

2. Er zijn veel jongeren die sparen voor de allernieuwste iPhone.
Bijv. bijzin: die sparen voor de allernieuwste iPhone -> jongeren 
Bijv. bepaling: allernieuwste -> iPhone

3. Met groot geduld wist de tandarts de patiënten die angstig waren, gerust te stellen.
Bijv. bijzin: die angstig waren -> patienten 
Bijv. bepaling: groot -> geduld

4. Je moet voor deze opleiding, die slechts een jaar duurt, een peperdure laptop aanschaffen
Bijv. bijzin: die slechts een jaar duurt
Bijv. bep: peperdure

Slide 7 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
1. Coen draagt altijd ouderwetse spijkerbroeken, die hem overigens prima staan.

2. Toen Roelof wilde printen, was het papier, dat hij net had bijgevuld, alweer op.

3. Mevrouw Daniels, die vorige week een ander huis kocht, is helemaal in haar nopjes met deze aankoop.

Slide 8 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
1. Coen draagt altijd ouderwetse spijkerbroeken, die hem overigens prima staan.
Betr.vnw: die
Antecedent: ouderwetse spijkerbroeken
2. Toen Roelof wilde printen, was het papier, dat hij net had bijgevuld, alweer op.
Betr.vnw: dat
Antecedent: het papier
3. Mevrouw Daniels, die vorige week een ander huis kocht, is helemaal in haar nopjes met deze aankoop.
Betr. vnw: die
Antecedent: Mevrouw Daniels

Slide 9 - Tekstslide

Stijlfiguur

Slide 10 - Woordweb

Stijlfiguren
Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken. Enkele stijlfiguren zijn:
Herhaling
Tegenstelling
Opsomming

Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguur: herhaling
Twee of meer keer hetzelfde woord gebruiken

''Hij is altijd en altijd ziek''

''Plus geeft meer, veel meer''

Welke ken jij?

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguur: tegenstelling
Twee termen worden gebruikt in een zin die precies het tegenovergestelde van elkaar betekenen 

''In de stille kamer knettert zij van de woede''

''Het gaat goed, maar gaat het fout dan gaat het goed fout''

Slide 13 - Tekstslide

Stijlfiguur: opsomming
Meerdere zaken achter elkaar benoemen 

1. Drieslag 
- Opsomming van drie woorden/zinnen/zinsdelen
''Bloed, zweet en tranen''

2. Climax
- Steeds sterk wordende reeks
''Je hebt goed, beter en het best''

3. Omgekeerde climax
- Steeds zwakker wordende reeks
''Wat een fantastische film, nou eigenlijk, het valt wel mee...''

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor stijlfiguur zie je hier?
Ik zag heuvels, bomen, geiten.

A
Opsomming
B
Herhaling
C
Tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn stijlfiguren?
A
dat een gedicht in een figuur is geschreven
B
manieren van schrijven om indruk te maken
C
manieren om gedicht te beoordelen
D
figuurlijk taalgebruik

Slide 16 - Quizvraag

Welke stijlfiguren zie je hier?
A
tegenstelling
B
herhaling
C
opsomming
D
climax

Slide 17 - Quizvraag

Welk stijlfiguur:

Drommels, drommels en nog eens drommels.
A
Tegenstelling
B
Climax
C
Drieslag
D
Herhaling

Slide 18 - Quizvraag

Welk stijlfiguur
zie je hier?
A
tegenstelling
B
herhaling
C
opsomming
D
omgekeerde climax

Slide 19 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur is dit een voorbeeld?

A
Herhaling
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 20 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur is dit een voorbeeld?

A
Herhaling
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 21 - Quizvraag

Zelfstandig werken / verlengde instructie 
Wat
Blz. 24/25 -> opdracht 1, 3 en 5
Hoe
Boek + schrift
Hulp
Eerste vijf minuten zelfstandig, daarna klasgenoot
Tijd 
20 minuten
Klaar?
Blz. 28-29 -> opdracht 1 en 3
Blz. 30-31 -> opdracht 1 en 2

Slide 22 - Tekstslide