Kinderjaren

Waar gaat het boek Kinderjaren over in 1 zin?
1 / 23
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waar gaat het boek Kinderjaren over in 1 zin?

Slide 1 - Open vraag

Wat is het motto in het boek?
Het jongetje uit Kinderjaren is het gras in de blauwe theepot. Er wordt even, apart, naar gekeken. Het gras in de theepot kan niet verder leven. Dat komt door het vreemde element waar het instaat: in een theepot hoort geen gras.      

Slide 2 - Tekstslide

uitleg motto
Dit gras is voortijdig apart gezet. Een kind hoort niet in de oorlog. Het hoort bij zijn ouders te zijn zodat het een volwaardig mens kan worden. Maar die blauwe theepot kan ook heel mooi staan midden in het levende gras. 

Slide 3 - Tekstslide

uitleg motto
 Met het gras worden de mensen in het concentratiekamp bedoeld. De joden werden apart van de andere mensen in een concentratiekamp gezet.

Slide 4 - Tekstslide

Mening over het boek:
Gebruik daarbij de zes argumenten:
1) structureel (onderwerp, tijd, motieven)
2) emotioneel (raakt het je?)
3)intentioneel (wat is de bedoeling van de schrijver?)
4) moreel (normen/waarden)
5) realistisch (herken je jouw wereld, inleven?)
6) stilistisch - schrijfstijl (moeilijk, gemakkelijk; hoe komt dat?)

Slide 5 - Tekstslide

Wat vind je van het boek Kinderjaren?

Slide 6 - Open vraag

Novelle: 
Een soort boek met bepaalde kenmerken:
1 max 100 blz met 1 belangrijk probleem dat centraal staat.
2 eenvoudige structuur
3 klein aantal personages die niet zeer uitgebreid worden beschreven

Slide 7 - Tekstslide

Genre -  soort verhaal
a oorlogsroman en psychologisch autobiografische roman
b literair boek,  want het gaat over maatschappelijke problemen. 

Slide 8 - Tekstslide

Waarom psychologische autobiografische roman?

Slide 9 - Woordweb

begin van het boek
Het begint gelijk midden in het verhaal. Hoe gaat het verder....

Slide 10 - Tekstslide

 hoofd-, en bijpersonen
Je moet meer kunnen vertellen van de personages dan de naam alleen. Denk dus na over welke relatie de bijpersonen hebben met Jona, maar ook karakter, uiterlijk, beroep, gebeurtenissen rondom die persoon zijn van belang.

Slide 11 - Tekstslide

flat of round character
flat character = een personage, met slechts 1 of 2 eigenschappen, die in het boek niet echt verandert
round character= een personage met meerdere eigenschappen die in het boek juist wel verandert.

Slide 12 - Tekstslide

Jona is:
A
flat character
B
round character
C
ik twijfel

Slide 13 - Quizvraag

tijd
Hoeveel tijd verstrijkt er?
Wanneer speelt het verhaal zich af?
Zijn er flashbacks / flashforwards?

Slide 14 - Tekstslide

perspectief
Ik-perspectief

Slide 15 - Tekstslide

 ruimte
In welke plaatsen speelt het verhaal zich af?

Slide 16 - Tekstslide

 thema en motieven
motief = terugkerende elementen in het boek. Vaak abstracte zaken zoals dood

thema= oorlog / concentratiekamp 

Slide 17 - Tekstslide

Noem een motief in dit boek

Slide 18 - Woordweb

 bedoeling/boodschap
Wat wil de schrijver met dit boek bereiken? Waarom schreef hij dit boek?

Slide 19 - Tekstslide

 taal
Maak een keuze tussen moeilijk, makkelijk of normaal en geef daarvoor bewijzen dus zaken uit de tekst.

Slide 20 - Tekstslide

symbolen
Harlekijn

Cijfer 5 

Slide 21 - Tekstslide

Toets ;)
11 of 12 mei
Dit is de week na de meivakantie en voor Hemelvaartsdag. De presentaties vervallen dan. Ik probeer om jullie op dinsdag en woensdag te toetsen (dus in een andere les).

Slide 22 - Tekstslide

Nog vragen?
Dan mag je nu verder lezen. 
Probeer vrijdag je boekje uit te hebben, dan kan je nog vragen stellen. 

Slide 23 - Tekstslide