In de dagdienst help je meneer Jansma met wassen en aankleden. Om contact te maken, toon je belangstelling. Je weet dat meneer Jansma kinderen heeft, dus vraag je hoe het met zijn kinderen gaat. ‘Goed’, antwoordt meneer Jansma zonder je aan te kijken.
A
Je blijft vriendelijk en stelt vragen over andere onderwerpen, zoals hobby’s.
B
Je vraagt vriendelijk aan meneer Jansma of hem misschien iets dwarszit
C
Je blijft vriendelijk, maar stelt verder geen vragen die niet echt nodig zijn.
D
Je vertelt enthousiast over je eigen familie zodat er geen stiltes vallen.