samenstellingenspel

Nederlands
Herhaling lesstof vorige week:
Woorden los of aan elkaar vast:
- bij samenstellingen
- Streepje bij klinkerbotsing van klinkercombinaties die in het NL vaak voorkomen: 
    solo-optreden, stage-evenement;
- Streepje bij afkortingen: cv-ketel, mbo-opleiding
- spatie of niet hangt af van de betekenis: zak geld of zakgeld.


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Herhaling lesstof vorige week:
Woorden los of aan elkaar vast:
- bij samenstellingen
- Streepje bij klinkerbotsing van klinkercombinaties die in het NL vaak voorkomen: 
    solo-optreden, stage-evenement;
- Streepje bij afkortingen: cv-ketel, mbo-opleiding
- spatie of niet hangt af van de betekenis: zak geld of zakgeld.


Slide 1 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?

Slide 2 - Woordweb

samenstelling
Als twee woorden samen één nieuw woord vormen

Slide 3 - Tekstslide

de simpele basis

Slide 4 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 5 - Tekstslide

maar ook 
kindercarnavalsoptochtcommitéleden

staat in Guiness book of records
Maar je kunt eigenlijk blijven plakken...


Slide 6 - Tekstslide

alles plakken
woorden juist los

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los? Welke woorden zijn goed gespeld?
A
Gamedesigner
B
schoolboek
C
spelling controle
D
auto coureur

Slide 8 - Quizvraag

aan elkaar of los, klinkerbotsing

Slide 9 - Tekstslide

Je verbindt woorden met een koppelteken (streepje) als:
het woord begint met de voorvoegsels: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant, chef-, kandidaat-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester:
ex-echtgenoot/oud-voetballer/assistent-manager, kandidaat-notaris  enz.

Slide 10 - Tekstslide

Je verbindt woorden met een koppelteken (streepje):
bij afkortingen die je niet als woord uitspreekt:
mbo-opleiding
cv-ketel
maar: havodiploma/horecagelegenheid --> afkortingen die je wel als een woord uitspreekt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

welk woord is juist geschreven?
A
stage instelling
B
stage-instelling
C
stageinstelling

Slide 13 - Quizvraag

welk woord is juist geschreven?
A
stageverslag
B
stage-verslag
C
stage verslag

Slide 14 - Quizvraag

welk woord is juist geschreven?
A
autoexpert
B
auto-expert
C
auto expert

Slide 15 - Quizvraag

welk woord is juist geschreven?
A
politie-auto
B
politieauto
C
politie auto

Slide 16 - Quizvraag

Ik richt mij op mijn
A
lange termijn doelen
B
lange termijndoelen
C
langetermijn doelen
D
langetermijndoelen

Slide 17 - Quizvraag


A
ex-gedetineerde
B
ex gedetineerde
C
exgedetineerde
D
exge-detineerde

Slide 18 - Quizvraag


A
assistent trainer
B
asisstenttrainer
C
assistent-trainer

Slide 19 - Quizvraag

Afkortingen:
welk woord is goed?
A
PSVstadion
B
PSV-stadion
C
PSV Stadion

Slide 20 - Quizvraag

Afkortingen:
welk woord is goed?
A
mbo-diploma
B
mbo diploma
C
mbodiploma

Slide 21 - Quizvraag

Afkortingen:
welk woord is goed?
A
havo-diploma
B
havodiploma
C
havodiploma

Slide 22 - Quizvraag


welk woord is goed?
(pin is de afkorting van persoonlijk identificatienummer)
A
pin automaat
B
pinautomaat
C
pin-automaat

Slide 23 - Quizvraag

samenstellingen
onthouden: altijd plakken

Slide 24 - Tekstslide

wat is juist?
A
faxapparaat
B
fax apparaat

Slide 25 - Quizvraag

wat is juist?
A
sollicitatie gesprek
B
sollicitatie-gesprek
C
sollicitatiegesprek

Slide 26 - Quizvraag

wat is juist?
A
zak geld
B
zakgeld

Slide 27 - Quizvraag

wat is juist: lange afstandsloper of langeafstandsloper?
A
Ik zie geen verschil
B
lange afstandsloper
C
kan allebei, het betekent iets anders
D
langeafstandsloper

Slide 28 - Quizvraag

Je leest dat een biologische boer vlees verkoopt van twee jarige koeien. Wat denk je?
A
Hmm, blijkbaar zijn koeien na twee jaar op hun lekkerst.
B
Heeft die boer echt maar twee koeien?
C
Schandalig, precies op hun verjaardag. Is dat nou diervriendelijk?
D
Ik snap niks van deze vraag.

Slide 29 - Quizvraag

Je leest de krantenkop 'Hoofd commandant voor bureau afgeleverd'. Wat denk je?
A
Wat aardig dat ze die man daar hebben afgeleverd.
B
Wat een luguber verhaal
C
ik snap niks van deze vraag.

Slide 30 - Quizvraag

supergoed gedaan
nooit meer een spatie te veel

Slide 31 - Tekstslide

wat begrijp je nu beter over los of vast schrijven van woorden?

Slide 32 - Open vraag

Waar wil je nog extra uitleg over hebben?

Slide 33 - Open vraag

DUS:
REGEL 1: JE SCHRIJFT SAMENSTELLINGEN AAN ELKAAR. DIT ZIJN MEESTAL 2 ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN DIE SAMEN EEN NIEUW WOORD VORMEN:  VOET + BAL = VOETBAL.
BEHALVE IN DE VOLGENDE GEVALLEN:
1. Streepje bij klinkerbotsing van klinkercombinaties die in het NL vaak voorkomen: 
    solo-optreden, stage-evenement;
    politieauto/stageafspraken: geen streepje, want ea komt als combinatie niet voor in het NL.
2. Streepje bij afkortingen: cv-ketel, mbo-diploma. Maar: havodiploma/horecagelegenheid.     Streepje bij voorvoegsels: ex-echtgenoot, assistent-trainer, kandidaat-notaris. 
3. spatie of niet hangt af van de betekenis: zak geld of zakgeld.


Slide 34 - Tekstslide