KGT1 les 30



voorlezen (5-10 minuten)

Lesdoel hst 30: uitleg 
sterke werkwoorden - verleden tijd

Lessonupvragen 

Programma vandaag  Hst 30 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



voorlezen (5-10 minuten)

Lesdoel hst 30: uitleg 
sterke werkwoorden - verleden tijd

Lessonupvragen 

Programma vandaag  Hst 30 

Slide 1 - Tekstslide

Weer samen lezen 

Hoofdstuk 6 blz. 50 

Slide 2 - Tekstslide

timer
7:00
Alleen lezen
Dus: 
- niet praten
- geen telefoon 
- geen laptop
- geen oortjes 
- niet eten of drinken

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel Hst 30 
Je leert aterke werkwoorden in de verleden tijd te schrijven zoals: zij las, ik liep, wij zochten. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Sterke werkwoorden?

Zijn zó sterk dat ze de klank van een werkwoord kunnen veranderen als het werkwoord in de verleden tijd staat. Bijv:
ik zing-zong
ik loop-liep

Slide 9 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden?

Hebben 't ex-kofschip nodig om te veranderen in verleden tijd bijv:
ik lach - lachte => 
ik dans- danste => 
ik bel - belde  (geen 't x-kofschip)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide



Lees ook blz. 64 van je boek 

het stuk 'belangrijk' over 

persoonsvorm verleden tijd 

Programma vandaag  Hst 30 

Slide 16 - Tekstslide

Welke verleden tijd hoort bij welk werkwoord? Sleep naar elkaar toe. 
Blaas
weet 
sta
rijden
steek
ontbijt
blies
reden
ontbeet
wist 
sloeg
stak

Slide 17 - Sleepvraag

Schrijf het hele werkwoord en de verleden tijd van: ik val

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het hele werkwoord en de verleden tijd van: hij giet

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het hele werkwoord en de verleden tijd van: de juf kiest

Slide 20 - Open vraag

Schrijf het hele werkwoord en de verleden tijd van: wij eten

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het hele werkwoord en de verleden tijd van: de politie vindt

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de goede persoonsvorm van het werkwoord in de verleden tijd:
Op vakantie (eten) we elke dag pasta

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de goede persoonsvorm van het werkwoord in de verleden tijd:
Mehmet (bijten) op zijn pen van de zenuwen

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de goede persoonsvorm van het werkwoord in de verleden tijd:
De brandweer (gaan) er direct op af.

Slide 25 - Open vraag

Sterk of zwak werkwoord?
Ontmoeten

A
Sterk
B
Zwak

Slide 26 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?
merken

A
Sterk
B
Zwak

Slide 27 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?
vinden

A
Sterk
B
Zwak

Slide 28 - Quizvraag

Schrijf twee goede zinnen en gebruik minimaal twee van de volgende werkwoorden in de verleden tijd:
gaan - kopen - vallen - staan - drinken - vinden- denken - liegen

Slide 29 - Open vraag

Nu tot einde van de les op Numo: 
taken 

Slide 30 - Tekstslide

- ik heb gelezen in "De regels van drie"
- ik weet het verschil tussen sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden 
Doel bereikt?

Slide 31 - Tekstslide