Communicatie GVO les 2

Communicatie bij gezondheisvoorlichting
(GVO)
Les 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Communicatie bij gezondheisvoorlichting
(GVO)
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vorige keer:
  • Wat betekent voorlichting, advies en instructie?
  • Voorbeelden gezondheidscampagnes
  • Waarom: veranderen van gedrag
  • “Gezondheid is een toestand van het totaal van lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden “
  • Preventie
  • Micro, meso, macro

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen
  1. Wat betekent voorlichting, advies en instructie?
  2. Hoe geef ik voorlichting, advies en instructie?
- Soorten GVO
- Methodisch proces van GVO
- Gedragsverandering model (TTM)
3. De inhoud van een voorlichtingsgesprek.
4. Het begeleiden en aansturen van een cliënt tijdens een voorlichtingsgesprek.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten GVO
Intentionele GVO: 
Heeft de intentie om gedrag van de cliënt te veranderen
Sturend

Faciliterende GVO:
Is bedoeld om kennis te vergroten
Vrijblijvender

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het methodisch proces
Voorbereiding van een voorlichting: Verzamelen van alle informatie
Uitvoering van de voorlichting: Je geeft de voorlichting
De evaluatiefase van een voorlichting: Je kijkt of de voorlichting nuttig en helder was voor de cliënt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Voorlichting beginnen is een kwestie van goed luisteren!
  • Het leren kennen van de cliënt
  • De leeftijd en begripsvermogen van een cliënt
  • De persoonlijkheid
  • De al aanwezige kennis
  • De naasten van de zorgvrager
  • De cultuur waar de zorgvrager uitkomt






  • Woonomgeving
  • Werkomstandigheden
  • Tijdsomstandigheden
  • Sociale omgeving
  • Opvoeding 
De voorbereiding van een voorlichting

Waarom gedragen mensen zich op een bepaalde manier?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De uitvoering van de voorlichting
Wat is belangrijk tijdens het geven van een voorlichting?
  • Inlevingsvermogen
  • Vertrouwen (voldoende kennis)
  • Houding, gevoelens en interesse van de cliënt

De kennisverwerking.
  • Besef dat de patiënt soms je informatie niet kan verwerken: sluit aan bij gedachten cliënt
  • Openstaan voor informatie
  • De informatie, begrijpen, kunnen onthouden en zo nodig toepassen
  • Gemotiveerd zijn om iets met de informatie te gaan doen, ermee te gaan werken
  • Daadwerkelijk in staat zijn om er iets mee te doen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De evaluatie van de voorlichting
Hoe heeft de cliënt het ervaren?
Checken of de voorlichting geslaagd is
Aandachtspunten meenemen naar een volgende voorlichting


Slide 8 - Tekstslide

Hoe kom je erachter dat de patiënt relevante informatie kan verkrijgen, verwerken én toepassen (zie de definitie)? Als het gaat om gedragsverandering zijn er zes fasen te onderscheiden, die elkaar overigens in snel tempo kunnen opvolgen, te weten:

Openstaan: de informatie moet aansluiten bij de behoefte van de patiënt. Als jij bijvoorbeeld een COPD-patiënt alle nadelen van zijn tabaksverslaving uitlegt, terwijl hij beslist niet wil stoppen met roken, zal je informatie ook niet bij hem binnenkomen. Onderzoek dus de behoefte en verwachtingen van de patiënt en stem daar de aard en hoeveelheid van je informatie op af.

Begrijpen: Het is soms lastig je te realiseren dat termen die voor jou ‘gesneden koek’ zijn, door de patiënt allerminst worden begrepen. Maar voor een optimaal begrip door de patiënt is het belangrijk dat je lekentaal gebruikt waar dat nodig is. Anderzijds zal iemand met een hoge wetenschappelijke opleiding het misschien als neerbuigend ervaren als je steeds lekentaal bezigt terwijl je allang had kunnen weten dat je ‘jargon’ ook wordt begrepen. Maar dan nog kunnen er stoorzenders zijn, waardoor zelfs iemand met een behoorlijke intelligentie iets niet begrijpt. Wie is niet soms wat traag van begrip als je informatie krijgt over iets waar je nog nooit van hebt gehoord of waarin je niet erg geïnteresseerd bent? Ook hier geldt: goed luisteren helpt je om te kunnen bepalen hoe je de patiënt kunt benaderen.

Willen: De patiënt moet de informatie, het advies of de instructie ook willen aanvaarden. Voor een patiënt die niet is gemotiveerd, maakt het niet uit of een advies wel of niet op een goede manier is gegeven. Vraag dus de mening van de patiënt, weeg samen de voor- en nadelen van een advies af en bespreek alternatieven.

Kunnen: Willen is nog geen kunnen en zeker nog geen doen. Als je een jonge bijstandsmoeder met overgewicht adviseert om driemaal per week naar de sportschool te gaan, kun je zelf de beren op de weg al wel uittekenen. Als ze al geld genoeg zou hebben voor die luxe, dan zou de zorg voor haar kinderen haar nog wel belemmeren om je advies op te volgen. Bespreek dus de problemen bij de uitvoering en bekijk samen of er wél haalbare alternatieven zijn.

Doen: Hierbij is het goed om samen haalbare en concrete doelen af te spreken. Kleine stapjes zijn belangrijk, zodat de succeskans groot is. Eventuele moeilijkheden kun je beter samen met de patiënt onder ogen zien, zodat die niet voor onaangename verrassingen (en dus een faalkans) zorgen. Tips voor de uitvoering zijn natuurlijk ook altijd goed.

Blijven doen: Bespreek altijd in een vervolgconsult wat er wel en niet goed ging en motiveer daarbij de patiënt tot het ‘blijven doen’. Ga bij een eventuele terugval de oorzaken daarvan na en probeer daarop in te steken. Overigens blijft in deze fase de verantwoordelijkheid voor de gedragsverandering te liggen waar die hoort: bij de patiënt.
Het proces van gedragsverandering
De zes fasen van gedragsverandering:
Openstaan
Begrijpen
Willen
Kunnen
Doen
Blijven doen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het transtheoretische model (TTM)
 Cirkel van gedragsverandering van Prochaska en DiClemente is een model dat beschrijft hoe mensen gedrag veranderen.
Opdracht:

1. Beschrijf kort in eigen woorden wat deze fases inhouden

2. Kies 1 fase waarvan je de inhoud uitgebreider beschrijft en benoem een voorbeeld van deze fase.


timer
8:00

Slide 10 - Tekstslide

Het transtheoretische model (TTM) van Prochaska en DiClemente beschrijft het proces van gedragsverandering in een zestal overzichtelijke stappen, die samen een cirkel vormen. Dit model wordt vaak gebruikt in de gezondheidszorg om begrijpen hoe mensen tot gedragsverandering komen en hun gedrag veranderen. Dit model is één van de pijlers van de methode van motiverende gespreksvoering, door te begrijpen in welke fase van het veranderingsproces een persoon zich bevindt, kan een therapeut, gezondheidswerker,  gebruik maken van MI om de persoon te helpen zijn eigen motivatie en enthousiasme voor verandering te versterken, en de stappen te nemen die nodig zijn om het gewenste gedrag te bereiken.

Bron: https://mens-en-gezondheid.nl/home/psyche/cirkel-van-gedragsverandering-van-prochaska-diclemente/
De zes stadia
1. Voorbeschouwing (precontemplatie): de persoon is zich niet bewust van het probleem of de noodzaak om te veranderen.
2. Overpeinzing (contemplatie): de persoon begint zich bewust te worden van het probleem en overweegt te veranderen.
3. Besluitvorming (voorbereiding): de persoon begint actief te plannen om te veranderen.
4. Actie: de persoon neemt actie om te veranderen.
Volhouden of consolidatie: de persoon onderhoudt het nieuwe gedrag en probeert het in stand te houden.
5. Terugval: de persoon kan terugvallen in oude gewoonten.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1. Voorbeschouwing (precontemplatie)
In de de precontemplatieve fase, is de persoon zich vaak niet bewust van het probleem of de noodzaak om te veranderen. De persoon kan in een ontkenningsmodus zijn, of het probleem afdoen als onbenullig, of als een probleem van anderen.

Mensen in deze fase wordt vaak geconfronteerd worden met het probleem door andere mensen zoals een ouder, partner, leerkracht, reclasseringswerker, verpleegkundige, (huis)arts, maar zijn zich er zelf nog niet van bewust. Voorbeelden hiervan zijn ongezonde eetgewoonten, te weinig bewegen, te veel drinken of roken, of problemen met studie of werk.

Mensen in deze fase zijn vaak (nog) niet klaar om te veranderen. Dus het uitoefenen van druk of proberen hem of haar te overtuigen zal waarschijnlijk niet werken. In plaats daarvan kan je helpen door te luisteren, te informeren en te leren over de problemen, en door een veilige en niet-bedreigende omgeving te bieden, waarin de persoon kan beginnen te overwegen of verandering wenselijk is en waarom.

Slide 12 - Tekstslide

Lisa heeft nog niet nagedacht om 2x in de week te gaan hardlopen. Ze heeft nog niet het gevoel dat ze haar conditie wil verbeteren.

Voorbeschouwing (precontemplatie): De patiënt is zich vaak niet bewust van het probleem van diabetes en de gevolgen van een ongezonde leefstijl. De verpleegkundige kan de patiënt informeren over de risico’s van diabetes en hoe een gezonde leefstijl kan bijdragen aan een betere gezondheid.
Stap 2. Overpeinzing (contemplatie)
De tweede stap van de cirkel van gedragsverandering is de contemplatiefase, waarin de persoon zich bewust is van het probleem en begint te overwegen om te veranderen. In deze fase kan de persoon zich meer bewust worden van de gevolgen van het probleem en de voordelen van verandering, maar heeft hij of zij nog geen concrete plannen gemaakt om te veranderen. Men kan twijfelen of verandering wel haalbaar is en of men wel sterk genoeg is om verandering aan te brengen.

Mensen in deze fase zijn vaak op zoek naar meer informatie en staan open voor advies. Het doel van de gezondheidsmedewerker/professional in deze fase is om de persoon te helpen om de voordelen van verandering af te zetten tegen de nadelen zodat er een begin gemaakt kan worden met het maken van een veranderingsplan. Dit kan gebeuren door het stellen van open vragen, activerende opmerkingen en het versterken van de motivatie en self-efficacy van de persoon.

Werkwijze: Motiverende gespreksvoering

Slide 13 - Tekstslide

Daarnaast heeft ze van een vriendin gehoord dat zij zich veel fitter is gaan voelen toen ze meer ging sporten.

Overpeinzing (contemplatie): De patiënt begint zich bewust te worden van het probleem en is bereid om iets aan de situatie te doen. De verpleegkundige kan de patiënt helpen bij het overwegen van verschillende opties voor verandering en het identificeren van eventuele barrières.
Stap 3. Besluitvorming (voorbereiding)
De derde stap is de voorbereidingsfase, waarin de persoon begint te werken aan een plan voor verandering. In deze fase hebben mensen besloten om te gaan veranderen en beginnen ze met het maken van concrete stappen om dat te bereiken. Ze zijn zich bewust van de veranderingsvereisten en zijn begonnen met het verzamelen van informatie over de verandering die ze willen aanbrengen. Mensen beginnen vaak met kleine veranderingen.

In deze fase kan de hulpverlener de persoon ondersteunen bij het maken van een realistisch actieplan: hulp bij middelen en ontwikkelen van vaardigheden (planning/zelfbeheersing), sociale ondersteuning obstakels signaleren en hoe deze kunnen worden overwonnen. Er wordt een plan gemaakt voor de veranderingspoging. SMART doelen!

De voorbereidingsfase is een kritiek moment in het veranderingsproces, omdat mensen die in staat zijn om een realistisch actieplan te maken en barrières te overwinnen, een grotere kans maken om succesvol te zijn in hun veranderingspoging.

Slide 14 - Tekstslide

Lisa wil graag 2x in de week gaan hardlopen. De schoenen worden gekocht, een hardlooprondje wordt uitgestippeld en de muziekplaylist is uitgekozen. Het kan soms ook zijn dat iemand in deze fase besluit om toch niets te doen, omdat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen. Maar Lisa wil er deze keer echt voor gaan.

Besluitvorming (voorbereiding): De patiënt maakt plannen om iets aan de situatie te doen, bijvoorbeeld door het opstellen van een actieplan voor gewichtsverlies en het aanpassen van de voeding. De diabetesverpleegkundige kan de patiënt ondersteunen bij het maken van een realistisch actieplan en het identificeren van eventuele barrières voor verandering.
Stap 4. Actie
De vierde stap is de actiefase, waarin de persoon daadwerkelijk begint met het veranderen van zijn gedrag. In deze fase neemt de persoon actie om zijn gedrag te veranderen door het implementeren van zijn actieplan. Dit kan bijvoorbeeld inhouden: stoppen met roken, het beginnen met een dieet bij overgewicht of het beginnen met een sportprogramma. 

Mensen in deze fase zijn vaak heel actief in het aanpassen van hun leefstijl en hebben vaak veel energie en enthousiasme voor de verandering die zij aanbrengen.

De hulpverlener kan de persoon in deze fase ondersteunen en helpen bij het volhouden van zijn veranderingspoging, bijvoorbeeld door het geven van positieve feedback en het oplossen van problemen die zich kunnen voordoen.

Slide 15 - Tekstslide

Lisa is in de eerste week gelijk goed begonnen!

Actie: De patiënt begint met het uitvoeren van het actieplan en past nieuwe gedragingen toe zoals gezonde voeding en meer beweging. De verpleegkundige ondersteunt de patiënt bij het implementeren van het actieplan en het oplossen van eventuele problemen.
Stap 5. Volhouden of consolidatie
De vijfde stap betreft de consolidatie of het volhouden, waarin de persoon zijn nieuwe gedrag probeert te laten beklijven. In deze fase is de persoon meestal succesvol in het veranderen van zijn gedrag en probeert hij deze verandering nu een vast onderdeel van zijn leven te maken. Dit kan bijvoorbeeld inhouden het volhouden van een gezonde leefstijl, het voortzetten van een sportprogramma of het stoppen met roken. Mensen in deze fase zijn zich vaak bewust van de risico’s van terugval en proberen deze te voorkomen door bijvoorbeeld situaties te vermijden die hen kunnen doen terugvallen of het versterken van hun zelfdiscipline.

Het doel van een hulpverlener in deze fase is om de persoon te helpen bij het behouden van zijn nieuwe gedrag en het voorkomen van terugval door bijvoorbeeld het aanbieden van ondersteuning en het oefenen van vaardigheden die nodig zijn om het nieuwe gedrag vol te houden.

Slide 16 - Tekstslide

Nu is het de uitdaging voor Lisa om dit ook te blijven doen. Lukt het haar om het hardlopen in haar wekelijkse ritme te krijgen én te houden, dan draagt dit bij aan een verbeterde conditie en leefstijl.

Volhouden of consolidatie: De patiënt probeert de bereikte verandering te bestendigen en niet terug te vallen. De diabetesverpleegkundige ondersteunt de patiënt bij het integreren van de nieuwe gedragingen in het dagelijks leven en het oplossen van eventuele problemen die zich voordoen
Terugval
Terugval is een normaal onderdeel van het veranderingsproces en kan op elk moment plaatsvinden. Het kan gebeuren dat iemand die succesvol was in het veranderen van zijn gedrag, terugvalt in zijn oude gedrag. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als iemand gestrest raakt, in een moeilijke situatie terechtkomt of als hij zich onzeker voelt over zijn vermogen om het nieuwe gedrag vol te houden.

Terugval is géén teken van falen, maar een normaal onderdeel van het proces van gedragsverandering.

De hulpverlener kan de persoon ondersteunen bij het herstellen van zijn veranderingspoging, bijvoorbeeld door het identificeren van de oorzaken van de terugval en het geven van advies om de veranderingspoging nu wel te laten slagen.

Slide 17 - Tekstslide

Na drie weken heeft Lisa even een dipje. Haar enthousiasme is een beetje weg en ze gaat nog maar 1x per week. Twee weken later beseft ze dat ze niet meer is gaan hardlopen. Vanaf deze fase kan Lisa weer opnieuw beginnen. Gaat ze het weer proberen en gelijk in actie komen? Of wil ze liever een andere sport doen en gaat ze zich hier eerst op voorbereiden?

Deze fase ga je niet altijd door. Gebeurt dat wel, dan is het goed om te kijken hoe dat komt.
Belangrijk bij veranderen van gedrag is dat de winst voor jezelf zwaarder weegt dan het verlies of de investering die je moet doen. Bijvoorbeeld dat je het belangrijk vindt om weer de trap op te kunnen rennen zonder buiten adem te raken, en dat het daarvoor waard is om wat extra tijd in sporten te steken. Als we bang zijn ergens spijt van te krijgen, blijven we vaak liever bij het oude.
Volgende week: ASE model
Huiswerkopdracht:
Maak individueel een inventarisatie van je eigen leefgewoonten die kunnen doorslaan naar ongezond gedrag. Je kunt hierbij denken aan snoepen, alcoholgebruik, roken, vet eten, te veel eten, gebruik van verdovende middelen, harde muziek, te hard rijden, enzovoort. Je kiest uit de lijst de leefgewoonte die je het meest aanspreekt.

Op een groot vel papier ( mag ook digitaal) teken je twee kolommen:
1. In de ene kolom noteer je argumenten die ervoor pleiten om verandering aan te brengen in de slechte gewoonte
2. In de andere kolom noteer je argumenten die ervoor pleiten om de slechte gewoonte in stand te houden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies