In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Examentekst 2019
Tekst 5 'Niet gebeld is niet gesolliciteerd'
Slide 1 - Tekstslide
Wat gebeurt er in alinea 1 en 2?
A
De schrijver beschrijft een voorbeeld.
B
De schrijver geeft een samenvatting.
C
De schrijver noemt een conclusie.
D
De schrijver stelt een onderzoeksvraag.
Slide 2 - Quizvraag
In de eerste zin van alinea 2 staat: “(…) dus komt ze er dit keer makkelijk vanaf.” (regels 14-15) Wat betekent deze zin?
A
Juliët heeft een nieuwe baan gekregen waarbij ze geen stress ervaart.
B
Juliët heeft geluk gehad dat ze niet hoefde te bellen voor een nieuwe baan.
C
Juliët heeft zonder moeite te doen een nieuwe baan gekregen.
D
Juliët solliciteerde via e-mail en kon van tevoren bedenken wat ze wilde zeggen.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
A
Alinea 4 bevestigt de uitspraak dat Juliët niet de enige met telefoonangst is.
B
Alinea 4 geeft de oplossing voor het probleem van veel jongeren met telefoonangst.
C
Alinea 4 laat zien dat het onjuist is dat het merendeel van de jongeren juist liever veel contact heeft via de smartphone.
D
Alinea 4 noemt de eindresultaten van het onderzoek dat onlangs bij
scholieren is gedaan.
Slide 4 - Quizvraag
Onno Hansen zegt dat veel jongeren het eng vinden om offline, dus persoonlijk, te communiceren. Hoe komt dat volgens hem? Tijdens een persoonlijk gesprek
A
heb je geen tijd om uitgebreid over je antwoord na te denken.
B
is er geen mogelijkheid om te laten zien dat je handig met nieuwe media omgaat.
C
kun je niet snel reageren op andere berichten die via de telefoon binnenkomen.
D
moet je voortdurend je aandacht bij het gesprek houden.
Slide 5 - Quizvraag
In alinea 8 staat: “De digitale wereld is een tweede natuur voor ze geworden.” (regels 98-99) Wat wordt hiermee bedoeld?
A
dat alle jongeren van nature goed om kunnen gaan met sociale media
B
dat jongeren altijd willen solliciteren door middel van appen
C
dat jongeren het vanzelfsprekend vinden om snel op berichten te
reageren
D
dat veel jongeren uitsluitend gebruikmaken van digitale kanalen
Slide 6 - Quizvraag
Welk kopje past het best boven alinea 8?
A
Appen
B
Generatiekloof
C
Toekomst
D
Werkgevers
Slide 7 - Quizvraag
Alinea 9 begint met: “Zolang de beslissers afgaan op aanbevelingen, open sollicitaties, uitzendbureaus en netwerkcontacten, adviseert Waasdorp die kanalen ook te gebruiken.” (regels 108-112) Wie worden bedoeld met beslissers?
A
jongeren
B
netwerkcontacten
C
uitzendbureaus
D
werkgevers
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het doel van de telefoontraining voor Juliët? De training is vooral bedoeld om
A
haar beter met haar moeder te laten communiceren.
B
haar het werk in het callcentrum goed te laten doen.
C
haar te helpen een baan te krijgen bij het callcentrum
D
haar te helpen in de toekomst een baan te krijgen.
Slide 9 - Quizvraag
Een studente heeft een leuke vacature gelezen en wil solliciteren. Ze heeft deze tekst gelezen en stuurt Geert-Jan Waasdorp een Whatsapp waarin ze vraagt om een tip. Welk Whatsapp-bericht zal Waasdorp terugsturen volgens de informatie uit deze tekst?
A
Maak gebruik van een combinatie van online en offline middelen als je solliciteert
B
Wees beleefd als je belt en maak geen spelfouten in je sollicitatiebrief.
C
Zorg dat je goed gekleed bent als je vooraf bij je toekomstige
werkgever langsgaat.
D
Zorg voor een origineel cv, want dan spring je er meteen als beste
kandidaat uit.
Slide 10 - Quizvraag
De tekst eindigt met een citaat van Juliët. (regels 142-146) Hoe is dat citaat bedoeld? Dit citaat is vooral bedoeld als een