(daarna moet je alsnog naar de tekst kijken, want het woordenboek geeft vaak meerdere betekenissen)
Slide 4 - Tekstslide
'Het uitgaansgeweld neemt in de grote steden door toezicht met camera's drastisch af. Auto-inbraken en vernielingen komen in sommige steden bijna niet meer voor.' Door welk woord kan het woord 'drastisch' vervangen worden?
A
flink
B
misschien
C
nauwelijks
D
waarschijnlijk
Slide 5 - Quizvraag
'In Breda is het aantal auto-inbraken rond het station, sinds daar deze zomer 33 camera's zijn opgehangen, bijna tot nul gereduceerd.' Door welk woord kan het woord 'gereduceerd' vervangen worden?
A
vergroot
B
verkleind
C
vermenigvuldigd
Slide 6 - Quizvraag
'Hij heeft de deskundigen gevraagd eens te kijken of het helpt als mensen anoniem aangifte kunnen doen van iets wat niet door de beugel kan. Hij denkt dat meer mensen iets bij de politie durven aan te geven, als zij hun naam niet hoeven te noemen.' Welke omschrijving past het beste bij 'anoniem'?
A
zonder de naam van de dader te noemen
B
zonder de telefoon te gebruiken
C
zonder een formulier in te vullen
D
zonder je eigen naam te noemen
Slide 7 - Quizvraag
Beeld en opmaak
Titel, tussenkopjes, illustraties, lettertypes
Slide 8 - Tekstslide
Doel van illustraties
- Aandacht trekken
- noodzakelijk om de tekst te begrijpen (verduidelijking)
- Geeft nieuwe informatie bij de tekst
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht
Lees tekst 1 van bladzijde 32.
Maak vraag 4 en 5
5 minuten
timer
5:00
Slide 10 - Tekstslide
Vraag 4
A.
Op de foto staat iemand met een kind op zijn rug voor een doolhof. Je hebt deze foto niet nodig om de tekst beter te begrijpen, en de foto voegt ook geen nieuwe informatie toe. Het is dus alleen om de aandacht te trekken.
Slide 11 - Tekstslide
Vraag 5
C.
Zonder hulp kan een vluchteling de weg niet vinden in het doolhof van instanties.
Slide 12 - Tekstslide
Tekstdoel
- Informatie verstrekken
- Overtuigen
- Een mening geven
- Tot handelen aanzetten
- Amuseren
- gevoelens oproepen/ uitdrukken
Slide 13 - Tekstslide
Informeren
De tekst geeft je informatie.
Er staat veel feitelijke informatie in.
Slide 14 - Tekstslide
Overtuigen
De schrijver geeft aan wat hij vindt en waarom hij dat vindt.
Hij wil dat je het met hem eens wordt.
Slide 15 - Tekstslide
Mening geven
De schrijver geeft verschillende meningen, zonder dat hij zijn gelijk wil halen.
Slide 16 - Tekstslide
Tot handelen aanzetten
De schrijver wil je iets laten kopen of doen.
Bv. Advertenties of dat je lid moet worden van een vereniging.
Slide 17 - Tekstslide
Amuseren
De tekst is leuk geschreven, of het is een grappig verhaal.
(Dit kan ook bij illustraties)
Slide 18 - Tekstslide
Gevoelens uitdrukken
De schrijver laat zien waarom een bepaalde kwestie hem boos, verdrietig, blij, angstig of gelukkig maakt.
Slide 19 - Tekstslide
Publiek
Voor wie is het geschreven?
Vaak kan je dat uit de slotregels van een advertentie zien
Slide 20 - Tekstslide
Bekijk de advertentie. Voor wie is deze advertentie bedoeld?
Antwoordenopties op de volgende slide.
Slide 21 - Tekstslide
Voor wie was de advertentie van de vorige slide bedoeld?
A
Alleen voor jonge mannen
B
voor belangstellende voor een functie bij de landmacht
C
voor mannen en vrouwen die al in de landmacht zitten
D
Voor scholieren op technische opleidingen
Slide 22 - Quizvraag
Antwoord
B.
Onderaan staat: Ontdek of jij geschikt of ongeschikt bent vor een baan bij de koninklijke landmacht. Dat moet bedoeld zijn voor iedereen die belangstelling heeft om bij de landmacht te gaan werken.
Slide 23 - Tekstslide
Bekijk nogmaals de advertentie. Wat is het voornaamste doel van deze advertentie? Antwoordmogelijkheden op de volgende slide.
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het voornaamste tekstdoel van de vorige slide?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Tot handelen aansporen
D
Overtuigen
Slide 25 - Quizvraag
Antwoord
C.
Ze willen dat je naar de website gaat of dat je ze gaat bellen. Ze willen namelijk meer aanmeldingen bij de landmacht hebben.
Slide 26 - Tekstslide
Feiten en meningen
Feit is controleerbaar
Mening is iets wat je vindt - je kunt het ermee eens zjin of niet.
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht
Lees tekst 3 (blz 37 en verder)
Beantwoord de vragen 8 en 9
10 minuten
timer
10:00
Slide 28 - Tekstslide
Vraag 8
B.
De schrijfster geeft op verschillende plaatsen in de tekst feiten weer. (Bijvoorbeeld regels 22-25)
Ze geeft ook de mening van deskundigen weer
(Hans Slabbekoorn in alinea 4,9 en 10 + Han Lindeboom alinea 6 t/m 8). Haar eigen mening komt niet voor.
Slide 29 - Tekstslide
Vraag 9
A.
De schrijfster laat de deskundigen aan het woord zonder commentaar te geven op wat ze zeggen.
Slide 30 - Tekstslide
Zakelijke brief
Conventies, inhoud, afsluiting
Slide 31 - Tekstslide
Conventies
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Inhoud
Inleiding - introductie van jezelf + aanleiding van schrijven.
Probeer je brief NIET te beginnen met ik.
Kern - uitwerking van je brief. Controleer altijd of je alle punten die genoemd zijn, hebt opgeschreven.
Slot - dit is een slotzin. Hierin vertel je iets wat je hoopt
(bv; ik hoop spoedig van u te horen of ik hoop dat ik word uitgenodigd op gesprek)
Slide 34 - Tekstslide
Afsluiing
Eindig met:
Met vriendelijke groet,
Je naam (Klas)
Handtekening
Slide 35 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 22 op blz 60
Markeer de belangrijkste informatie van de tekst erboven.
Schrijf je brief. Dit is huiswerk voor volgende les.