Nederlands, Engels, biologie, Frans, wiskunde, maatschappijleer en Duits.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Dalton
Nederlands, Engels, biologie, Frans, wiskunde, maatschappijleer en Duits.
Slide 1 - Tekstslide
huiswerk
Maken Spelling (blz. 32/33): opdracht 1, 2 en 3. Bij opdracht 3 verbeter je vier zinnen.
Slide 2 - Tekstslide
Ontleden
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Na deze lessen kunnen jullie de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde in een zin vinden
Na deze lessen kunnen jullie het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling in een zin vinden
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 8 - Quizvraag
De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 9 - Quizvraag
Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin
Slide 13 - Quizvraag
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin
Slide 14 - Quizvraag
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin
Slide 15 - Quizvraag
Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Lijdend voorwerp Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
jouw rekenmachine
Slide 20 - Quizvraag
Ik eet een ijsje.
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp
Slide 21 - Quizvraag
In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Jan gaf de toets aan de leraar.
Wat is aan de leraar?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
Slide 24 - Quizvraag
Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voorde trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Heeft een zin altijd een bijwoordelijke bepaling?
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quizvraag
Hoe noem je het zinsdeel wat 'over' blijft?
A
afval
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 30 - Quizvraag
IN DE KRANT staat een leuk artikel over kwallen
A
bijwoordelijke bepaling
B
geen bijwoordelijke bepaling
Slide 31 - Quizvraag
De rode brandweerauto staat VOOR ONS HUIS. ‘voor ons huis’ =
A
geen bijwoordelijke bepaling
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
1 pv = bieden; ow = medewerkers van Artsen zonder Grenzen; wg = bieden aan; lv = hulp; mv = slachtoffers van natuurrampen en oorlogen; bwb = overal ter wereld
2 pv = heeft; ow = Kofi; wg = heeft verbroken; lv = het clubrecord op de honderd meter spring; mv = -; bwb = dankzij zijn bijzondere looptechniek; bwb = in een bloedstollende wedstrijd
Slide 35 - Tekstslide
3 pv = gaat; ow = Joop van hierboven; wg = gaat wandelen; lv = -; mv = -; bwb = elke avond om acht uur; bwb = met zijn hond