H4 argumenteren les 1 en 2

Argumenteren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Er is niks mis met deze traditie, iedereen mag zijn eigen cultuur hebben en uitdragen.
Wat is de stelling / het standpunt?
Wat is het argument?

Slide 2 - Tekstslide

Verschil mening en argument moet duidelijk zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet het verschil tussen een feitelijk en waarderend argument.

Slide 4 - Tekstslide

Voor een standpunt...
 ...kan bijvoorbeeld staan 'ik wil of ik vind'
Een stelling is een bewering die je doet over iets. Een stelling hoeft niet waar te zijn: je kunt een stelling verwerpen.

Slide 5 - Tekstslide

Jouw stelling/bewering onderbouw je met
argumenten.

Slide 6 - Tekstslide

Een mening/standpunt herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.
argument: want, omdat, namelijk, aangezien en immers (wonia)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De luchtkwaliteit wordt steeds slechter. Laten we vrachtwagens verbieden.

Wat is hier het standpunt?
A
De luchtkwaliteit wordt steeds slechter
B
Laten we vrachtwagens verbieden

Slide 9 - Quizvraag

Het festival was niks aan. De hoofdact kwam namelijk niet opdagen.

Wat is hier het standpunt?
A
Het festival was niks aan.
B
De hoofdact werd afgezegd.

Slide 10 - Quizvraag

Het aantal proefwerken loopt uit de hand, dus er moet veel minder getoetst worden.

Wat is hier het standpunt?
A
Het aantal proefwerken loopt uit de hand
B
Er moet veel minder getoetst worden

Slide 11 - Quizvraag

Je hebt feitelijke argumenten en je hebt waarderende argumenten.

NY is een grote stad.
NY heeft de mooiste musea.

DUS: Iedereen moet een keer in zijn/haar leven naar NY.

Slide 12 - Tekstslide

Feitelijk argument of waarderend?
Vincent van Gogh was een prutser!
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Een Samsung is duurder dan een Huawei
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 14 - Quizvraag


=> Je weet nu wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.


Slide 15 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 16 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Nevenschikkende argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.


Slide 17 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 18 - Tekstslide

Het festival was drie keer niks, de hoofdact ging niet door, de WC' s waren absoluut smerig en de podia stonden teveel uit elkaar.

Maak hier een blokjesschema van! 

Slide 19 - Tekstslide

Het festival was meer dan niks. De hoofdact ging niet door. Er vloog een vogel tegen het vliegtuig. Het vliegtuig moest aan de grond blijven.

Maak hier een blokjesschema bij. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Evaluatie en afronding

Slide 22 - Tekstslide

Heb je wat geleerd?

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
Pagina 18: opdracht 1: vraag 4 t/m 13

Slide 24 - Tekstslide