In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H42
7.10.2021
Slide 1 - Tekstslide
Heute
Regelmäßige Verben im Präsens, Präteritum & Perfekt
Slide 2 - Tekstslide
Regelmäßige Verben im Präsens
machen
reisen
antworten
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
Slide 3 - Tekstslide
Regelmäßige Verben im Präsens
mach|en
reis|en
antwort|en
ich
mache
reise
antworte
du
machst
reist
antwortest
er/sie/es/
man
macht
reist
antwortet
wir
machen
reisen
antworten
ihr
macht
reist
antwortet
sie/Sie
machen
reisen
antworten
Ook bij: regnen/ rechnen/ zeichnen/ atmen/ öffnen
Slide 4 - Tekstslide
Du (verpassen) den Zug noch!
Slide 5 - Open vraag
Ihr (buchstabieren) euren Namen.
Slide 6 - Open vraag
Warum (antworten) Sie nicht?
Slide 7 - Open vraag
Warum (regnen) es den ganzen Tag?
Slide 8 - Open vraag
Regelmäßige Verben im Präteritum
mach|en
reis|en
antwort|en
ich
machte
reiste
antwortete
du
machtest
reistest
antwortetest
er/sie/es/man
machte
reiste
antwortete
wir
machten
reisten
antworteten
ihr
machtet
reistet
antwortetet
sie/Sie
machten
reisten
antworteten
Slide 9 - Tekstslide
Regelmäßige Verben im Perfekt
Vorm van haben/sein (in de o.t.t.) + ge + stam + (e)t
Ich habe gemacht
Er hat geantwortet
Wir sind gereist
Werkwoorden die eindigen op -ieren en ww met een voorvoegsel (be-, ver-, er- etc.) krijgen géén "ge-" in het voltooid deelwoord.
Ihr habt repariert
Du hast erzählt
Slide 10 - Tekstslide
Üben
Es handelt sich immer um den Präteritum oder um den Perfekt.
Schreibe auf, wie viele Fehler du gemacht hast.
Slide 11 - Tekstslide
(fühlen) Wie ... du dich?
Slide 12 - Open vraag
(vertrauen) ... er ihm ...?
Slide 13 - Open vraag
(holen) Die Kinder ... uns einen Kaffee.
Slide 14 - Open vraag
(warten) Wir ... schon so lange!
Slide 15 - Open vraag
(verpassen) Ihr ... den Zug.
Slide 16 - Open vraag
(reagieren) Ich ... noch nicht ... .
Slide 17 - Open vraag
(öffnen) ... Sie die Tür, Herr Maier?
Slide 18 - Open vraag
Selbstständig üben
Aufgabe 11, Seite 71 (12, 13)
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf met behulp van de Lernliste op blz. 107 een zin met minstens 5 woorden, waarin je de verleden tijd (Präteritum) of een voltooid deelwoord (Perfekt) gebruikt.