Leestekens spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Wat gaan we doen?

• Lezen
• Terugblik vorige les + Kahoot hoofdletters
• Uitleg leestekens
• Even oefenen 
• Aan de slag met les 6 in Blink

Spelling H1 - punt, komma, puntkomma en dubbele punt

Vul hoofdletters en leestekens in.

en zo begon mijn voetbalcarrière ik wil niet opscheppen maar ik kan gewoon goed voetballen en dat hebben ze gezien vanaf volgende week begin ik bij jong ajax superspannend maar ook heel leuk

Spelling H1

Punt:

• Aan het eind van een volledige zin.
• Afkortingen d.m.v. (door middel van), nl. (namelijk)

Leestekens

Komma:

• Tussen onderdelen opsomming -> Jan, Piet, Karel en Anna
  
• Tussen twee persoonsvormen-> Als het moet, ga ik mee.
  
• Voor/na aanspreking en tussenwerpsel-> Jan, ga je mee? Je gaat mee, toch?
  
• Voor en na een bijstelling-> Jan, die leuke vent, is er niet.
  
• Voor een voegwoord waarmee de bijzin begint -> Jan kon helaas niet komen, want hij is ziek. (want, omdat, maar, doordat etc.)

Leestekens

Puntkomma ; (Betekent `en`)

• Gebruik hem in zinnen die sterk samenhangen-> Het regent hard; ik neem mijn paraplu mee.
  
• Tussen delen van een opsomming. De opsomming bestaat uit zinnen. VOORBEELD: Let hierop als je de stof gaat leren: zorg dat je de regels goed kent; zorg dat je ze ook kunt toepassen; maak daarom vooraf de oefeningen goed; kijk de oefeningen goed na.

Leestekens

Dubbele punt :

• Voor een opsomming -> Het heeft veel voordelen: je haalt betere cijfers; je wordt gemotiveerder en je zal uiteindelijk slagen.
  
• Bij de directe rede-> Piet zei: “Ik wil graag koffie.”
  
• Om een verklaring aan te kondigen-> Jan gaat niet mee: hij is veel te druk.
• LET OP ! Na een dubbele punt volgt in principe geen hoofdletter. Alleen bij de directe rede.

Leestekens

Vraagteken

Bij een vraag: Hoe heet hij eigenlijk?

Uitroepteken

Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep: Wat leuk!

LET OP

Gebruik nooit meer dan één uitroepteken of vraagteken!

Leestekens

Aanhalingstekens "..."

• Bij een citaat
• Bij de directe rede: “Ik ga niet mee,” zei hij.
• Gebruik aanhalingstekens om aan te geven dat een woord in de zin een andere betekenis heeft. Een vakantie was bijvoorbeeld helemaal niet fijn, want de auto was gestolen -> We hadden een ‘heerlijke’ vakantie.

LET OP!
Als een leesteken bij de gesproken tekst hoort, plaats je die binnen de aanhalingstekens.
 “Ga je met me mee?” vroeg Anne.
“Oké ,” zei Jan, “alleen als je niet gaat zeuren!”

Kloppen de leestekens?

1. Bert als je klaar bent mag je gaan.
2. Bert, als je klaar bent mag je gaan.
3. Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
4. Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Kloppen de leestekens?

1. Rosie zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
2. Rosie zei Wie gaat er mee naar de Mac?
3. Rosie zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
4. Rosie zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

(Leestekens en spaties)
De minister ........

1. zei: ' Ik wacht af. "
2. zei: "Ik wacht af."
3. zei: "Ik wacht af".
4. zei: "Ik wacht af"

Kloppen de leestekens?

1. Harm zei: "Doe dat nooit weer!"
2. Harm zei: "Doe dat nooit weer"!
3. Harm zei: "doe dat nooit weer! "
4. Harm zei, "Doe dat nooit weer!"

Bij welke kloppen de leestekens?

1. Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan?
2. Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan!

Hoe gebruik je leestekens?

1. Jasper zei:¨ Overmorgen ben ik jarig!´
2. Danique vroeg: wanneer ben jij jarig?
3. Elena zei ¨ik heb zin in het weekend!¨
4. Naomi zei: ik heb geen zin in huiswerk.

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.

1. leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
2. leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Op Maandag hebben we een toets.

1. De hoofdletters en leestekens kloppen.
2. De hoofdletters en leestekens kloppen niet.