Formuleren Hoofdstuk 7 paragraaf 2 Fouten met verwijswoorden Havo 4

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Fouten met verwijswoorden 
  • Een formuleringsfout 
  • Komt het meest voor

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?
  • Verwijzen terug naar een eerdergenoemd woord
  • Verwijzen soms vooruit naar woord dat verderop staat


Slide 3 - Tekstslide

Antecedent
Het woord of woordgroep waarnaar een verwijswoord terugwijst

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het antecedent in deze zin?

Bij de verkiezingen kan de bevolking van Zimbabwe haar (niet: hun!) stem laten horen.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de kern van het antecedent

'de bevolking van Zimbabwe'?

Slide 6 - Open vraag

Hoe voorkom je een verwijsfout?
  • Zoek eerst antecedent
  • Kies uit schema correct verwijswoord

Is antecedent een woordgroep:
  •  Zoek dan de kern van die woordgroep

Slide 7 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen deel II
Voorbeeld:
De onderzoekscommissie voor fiscale constructies presenteerde in juni haar rapport over belastingontwijking door multinationals.

De kern van de woordgroep 'De onderzoekscommissie voor fiscale constructies' is het woord 'onderzoekscommissie'. Omdat dat woord vrouwelijk is, spreek je verderop van haar rapport.

Slide 8 - Tekstslide

Onjuist verwijzen deel II
Er zijn mannelijke (m), vrouwelijke (v) en onzijdige (o) woorden. Veel vrouwelijke woorden mogen ook mannelijk gebruikt worden: m(v). Het geslacht van een woord vind je in het woordenboek.

Slide 9 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen deel II
1.) Onzijdige woorden -> het-woorden (AK-namen, clubs en
                                                    verkleinwoorden)

Verwijs met hen/zijn. Bijv:

'Naarden (o) is blij met zijn vestingwerken, die tot de mooiste van Nederland behoren.'

Slide 10 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen deel II
2.) Mannelijke woorden zijn de-woorden. 

Verwijs naar mannelijke woorden met hij, hem en zijn. Bijv:


'Mijn klassieke radio (m) deed het niet meer, maar gelukkig kon hij gerepareerd worden.'

Slide 11 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen
3.) Ook vrouwelijke woorden zijn de-woorden. 

Verwijs naar vrouwelijke woorden met zij, ze en haar. Bijv:


'De wijkvereniging (v) vroeg haar leden toestemming voor een kleine contributieverhoging.'

Slide 12 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen deel II

Aan sommige woorden zie je dat ze vrouwelijk zijn (meisje, stewardess, wolvin).
Vrouwelijke de-woorden
de-woorden op de volgende uitgangen:
-heid (minderheid)
-ij (tovenarij)
-nis (geschiedenis)
-iek (politiek)
-ing (beweging)

- te (gewoonte)
-uur (natuur)
-de (waarde)
-st (komst, opbrengst, vangst [ik-vorm + st])
-ie (politie)
-schap (vriendschap)
-teit (universiteit)
-theek (bibliotheek)

Slide 13 - Tekstslide

Mannelijk/vrouwelijk
Personen: wolvin (v), marktkoopman (m)

uitgangen vrouwelijk:
  • heid                   ing               te               teit
  • nis                     de                ij                 uur
  • st                       ie                  iek
  • schap                ij                   theek

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Mannelijk 
vrouwelijk
onzijdig
de man
de gevangenis
Davide
wetenschap
Maurice
de stier
het huis

Slide 16 - Sleepvraag

De man klimt.
Hij draagt een veiligheidsgordel,
Die hem beschermt tegen het vallen.
Zijn helm geeft hem extra bescherming.
Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen.
Waar verwijst "hem" in regel 3 naar?
A
Hij
B
De man
C
Een veiligheidsgordel
D
Beschermingsmiddelen

Slide 17 - Quizvraag

7.2 Onjuist verwijzen deel II
4. Die of dat; deze of dit?
 

Verwijs naar de-woorden met die en deze en naar het-woorden met dat en dit:
  • Christo, de Bulgaarse kunstenaar die gebouwen inpakte, woonde na 1964 in de VS.
  • Waarschijnlijk was de Pont Neuf in Parijs het bekendste object dat hij onder handen nam.


Slide 18 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen deel II
Ezelsbruggetje:

De-woorden: de eindigt op 'e' -> die en deze ook!

Het-woorden: het eindigt op 't' -> dit en dat ook!


Slide 19 - Tekstslide

De resultaten van de enquête ... vorige maand gehouden is, staan nu online.

Die, dit, deze, dat?

A
Die
B
dit
C
deze
D
dat

Slide 20 - Quizvraag

Waarom verwijs je hier met 'haar'?

Bij de verkiezingen kan de bevolking van Zimbabwe haar stem laten horen.
A
Haar (stem) = een bez. vnw
B
Zimbabwe is onzijdig, vandaar
C
Haar stem = het onderwerp van deze zin
D
De kern eindigt op -ing

Slide 21 - Quizvraag

Onjuist verwijzen deel II

5. Hen of hun?

Hen:

Gebruik hen wanneer het verwijswoord lijdend voorwerp (lv) is:
  • Nadat de ministers beëdigd zijn, kan het publiek hen (lv) op het bordes bewonderen.
  • Gebruik hen na een voorzetsel (vz).
  • De schaatsers vlogen naar Pyeongchang en veel fans reisden met (vz) hen mee.





Hun (deel I):

Gebruik hun wanneer het verwijswoord het meewerkend voorwerp (mv) is en er géén voorzetsel voor staat.
  • De OranjeLeeuwinnen werden kampioen en de koning gaf hun (mv) een onderscheiding.










Slide 22 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen deel II
Hun (deel II):

LET OP:  gebruik hun nóóit als onderwerp!
  • Waarom moeten wij de tekst schrijven, terwijl zij (niet: hun!) hem mogen typen?
  • Verwijs naar een enkelvoudig begrip dat een verzameling personen omvat (de bevolking, de gemeenteraad, de politie) niet met het meervoudige ze, hen en hun, maar met een enkelvoudig verwijswoord.
  • Bij de verkiezingen kan de bevolking van Zimbabwe haar (niet: hun!) stem laten horen.

Slide 23 - Tekstslide

Onjuist verwijzen deel II
6. Dat of wat? (deel I)


Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord. Bijv:

– De regeringspartijen wilden het voorstel dat de oppositie deed, niet overnemen.

Slide 24 - Tekstslide

6.  Dat of wat? (deel II)

Gebruik het verwijswoord wat alleen als je verwijst naar:

een overtreffende trap (het leukste, het duurste, het grappigste):
– ‘Dat ik topman werd van AkzoNobel, is het beste wat me ooit is overkomen’, zei Hans.

een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige):
– Deze president kan waarschijnlijk niets wat hij beloofd heeft, realiseren.




een hele zin of een deel van een zin:

– Veel mensen investeren in bitcoins, wat de banken ernstige zorgen baart.
- In de zomervakantie heeft de directeur per fiets de Mont Ventoux beklommen, wat een knappe prestatie is.

In deze gevallen kun je natuurlijk ook met dat verwijzen:
– Veel mensen investeren in bitcoins en dat baart de banken ernstige zorgen.
– In de zomervakantie heeft de directeur per fiets de Mont Ventoux beklommen en dat is een knappe prestatie.




Slide 25 - Tekstslide

7.2 Onjuist verwijzen (laatste van 7.2!)
7. Wie of waar…?



Gebruik bij personen voorzetsel + wie:

– De producent aan wie het toneelstuk was opgedragen, voelde zich zeer vereerd.
Gebruik bij zaken (dingen) waar+voorzetsel:
– Het voorval waaraan de spreker de jubilaris herinnerde, was de laatste helaas vergeten.



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide