In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands Werkwoordspelling
Les 5:
VWO/HAVO 3 P1 2023-2024
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
...je hebt werkwoordspelling niet gehaald in 1x.
Slide 2 - Tekstslide
Vooruitblik
...vandaag ga je nog meer oefeningen maken om beter te worden.
Slide 3 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak slide 5 t/m 41
A: Schrijf op in welke vorm het werkwoord staat. Kies uit: • Pv (Persoonsvorm) • Vdw (Voltooid deelwoord) • Inf (Infinitief) • Bn (Deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) B: Schrijft het werkwoord goed op
Slide 4 - Tekstslide
1. De jury heeft __________ dat ieder goed antwoord twee punten oplevert. (bepalen)
Slide 5 - Open vraag
2. Ik had weinig verwachtingen, maar deze grote nederlaag __________ mij toch. (verbazen)
Slide 6 - Open vraag
3. Eigenlijk moet mijn vader minder winkelen, want hij __________ er steeds een half maandsalaris aan. (besteden)
Slide 7 - Open vraag
4. De woorden van de president zijn __________ om het volk te steunen. (bedoelen)
Slide 8 - Open vraag
5. De __________ jarigen werden bedolven onder cadeaus. (verrassen)
Slide 9 - Open vraag
6. Tijdens het verhoor werd ontkennend op de vragen van de rechercheur geantwoord door de __________ groep jongens. (verdenken)
Slide 10 - Open vraag
7. Ik dacht al dat jullie tijdens de ceremonie moesten __________ . (hoesten)
Slide 11 - Open vraag
8. __________ jij ook zo moe van werkwoordspelling? (worden)
Slide 12 - Open vraag
9. In het optreden van Justin Bieber waren de meisjes __________. (teleurstellen)
Slide 13 - Open vraag
10. Het __________ mij dat hij volgend jaar weer komt optreden op Pinkpop! (verrassen)
Slide 14 - Open vraag
11. Omdat dit een grap is, hoop ik niet dat je te vroeg __________ hebt. (juichen)
Slide 15 - Open vraag
12. Claire is boos op Kees en nu __________ zij hem op Facebook!. (ontvrienden)
Slide 16 - Open vraag
13. De luie journalist stelt uitsluitend vooraf __________ vragen. (bedenken)
Slide 17 - Open vraag
14. Wat is het knap dat de klas het een heel jaar met mij ________. (uithouden)
Slide 18 - Open vraag
15. Mijn klasgenoten __________ gisteren dat de leraar voor aap stond! (appen)
Slide 19 - Open vraag
16. Na de storm was de straat __________ met vuilnis. (bezaaien)
Slide 20 - Open vraag
17. Toen ze bevrijd werden, waren de soldaten volledig __________. (verrassen)
Slide 21 - Open vraag
18. De grap was te grof, dus __________ de meisjes zich achteraf. (verontschuldigen)
Slide 22 - Open vraag
19. Nog niemand uit de klas heeft mijn foto op Insta __________. (liken)
Slide 23 - Open vraag
20. Non-fictie is waargebeurd en fictie is __________ .(verzinnen)
Slide 24 - Open vraag
21. Het blijft mij verbazen dat er tussen Jip en Janneke nooit meer __________ is dan samen spelen. (gebeuren)
Slide 25 - Open vraag
22. Ik weet niet wat Jip bedoelt, maar Janneke heeft het zo nooit __________ . (bedoelen)
Slide 26 - Open vraag
23. Helaas waren de werkelijke kosten een stuk hoger dan de __________ kosten. (begroten)
Slide 27 - Open vraag
24. Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)
Slide 28 - Open vraag
25. Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)
Slide 29 - Open vraag
26. Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)
Slide 30 - Open vraag
27. Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)
Slide 31 - Open vraag
28. Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)
Slide 32 - Open vraag
29. Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)
Slide 33 - Open vraag
30. Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)
Slide 34 - Open vraag
31. Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik __________ er niet over. (peinzen)
Slide 35 - Open vraag
32. __________ Frank en Freya bij dezelfde halte __________? (uitstappen)
Slide 36 - Open vraag
33. De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets __________!(vermoeden)
Slide 37 - Open vraag
34. Het peloton reed wel door, maar de koploper __________ zijn voorsprong alsnog. (vergroten)
Slide 38 - Open vraag
35. Je moet wel op mijn feestje komen, want je __________ mij dat! (beloven)
Slide 39 - Open vraag
36. Toen je nog niet kon mailen, __________ bedrijven elkaar hun facturen. (faxen)
Slide 40 - Open vraag
37. De hele klas __________ samen de vloer na afloop van de kerstmarkt. (schrobben)