Grammatica Woordsoorten Herhaling

Grammatica Woordsoorten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

De / kleine / jongen / fietst / vandaag. 


De kleine jongen / fietst / vandaag

onderwerp
persoonsvorm
bijwoordelijke 
bepaling
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord
zelfstandig werkwoord
ZINSONTLEDING
WOORDBENOEMING
werkwoordelijk gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen: 
- Je kunt herkennen of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde bevat.
- Je schrijft het volledige gezegde op.

Slide 3 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)



Slide 4 - Tekstslide

iemand/iets WORDT/IS iets
(activiteit) 
iemand/iets DOET iets
(activiteit) 
De hond is erg grappig.
De hond is heel grappig aan het blaffen. 
Ik ben al  aan het betalen.
De basketballer is kampioen.

Slide 5 - Sleepvraag

Naamwoordelijk gezegde
Als het onderwerp iets is/wordt staat er een naamwoordelijk gezegde in de zin. Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp.

Het nieuwe meisje blijkt Kevins zus.      

o = Het nieuwe meisje
pv = blijkt 

Slide 6 - Tekstslide

Het nieuwe meisje blijkt Kevins zus.
O = het nieuwe meisje
PV = blijkt
NG? 


Naamwoordelijk gezegde
naamwoordelijk deel
Kevins zus
werkwoordelijk deel
blijkt

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Aan wie je iets geeft (of zegt) of voor wie iets is, noem je het meewerkend voorwerp (mv) in een zin. 

Lieke vraagt Thijs een snoepje. 
Lieke vraagt aan Thijs een snoepje.




Slide 8 - Tekstslide

Niek vertelt zijn broertjes een spannend verhaal.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Niek
B
spannend verhaal
C
zijn broertjes
D
broertjes

Slide 9 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling 
Waar?
Wanneer? 
Waarheen?
Waardoor?
Waarom?
Hoe? 
?

Slide 10 - Tekstslide

In de donkere kamer vertelt Niek zijn broertjes een spannend verhaal.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
een spannend verhaal
B
Niek
C
zijn broertjes
D
in de donkere kamer

Slide 11 - Quizvraag

Woordsoorten
Je kunt in een zin de volgende woordsoorten aanwijzen: zelfstandig naamwoord, lidwoord, verschillende soorten werkwoorden, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, verschillende soorten voornaamwoorden, voorzetsels en bijwoorden.

Slide 12 - Tekstslide

NG?


Koppelwerkwoord. 
WG?


Zelfstandig werkwoord.

Slide 13 - Tekstslide

koppelwerkwoord
geen koppelwerkwoord
zijn
schijnen
worden
lijken
blijken
blijven
willen
proberen
zingen
kunnen
drinken

Slide 14 - Sleepvraag

Welk vorm werkwoord is het dikgedrukte werkwoord?
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppelwerkwoord
Hij wil graag fietsen.
Het eten is lekker. 
Hij fietst naar school.

Slide 15 - Sleepvraag

Grammatica De Brug:
Opdracht 16/17

Bijwoord. 

Slide 16 - Tekstslide