1. Cijfers klok omgekeerd.
2. Dag en nacht in de ramen. 3. Geen jaar in de kalender.
4. Kalenderweek begint met woensdag. 5. Junie heeft 30 dagen.
6. Het gat van de wasbak is gevuld met voorraad. 7. Boeken in het gootsteenkastje.
8. Boeken en schoonmaakmiddelen/drinken samen in een kastje. 9. Bezems in de koelkast.
10. Een koelkast heeft geen sleutel. 11. Handvat gootsteenkastje zit binnenin.
12. Geen handvatten op de andere kastjes. 13. Stoel mist een wiel.
14. Mans broekspijp is opgerold. 15. Man heeft een schoen en slipper aan.
16. vrouw heeft verschillende mouwen. 17. De stofzuiger heeft geen snoer/elektriciteit.
18. Wortels groeien in de aarde. 19. gordijnen hangen buiten het raam.
20.Het meisje DAT daar schoonmaakt, wordt niet geholpen door de jongen DIE daar zit!