Examentraining V6 2025 argumenteren

 Argumenteren
Examentraining V6 2025
H.10 vakboek
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NETLMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

 Argumenteren
Examentraining V6 2025
H.10 vakboek

Slide 1 - Tekstslide

1. Je moet een betoog kunnen analyseren en beoordelen
Betoog heeft een standpunt en één of meerdere argumenten
Geef aan: standpunt/argument
  • Het wordt mooi weer vandaag.
  • De zwaluwen vliegen al hoog.

  • Het wordt mooi weer vandaag.
  • Laten we naar het strand gaan.


Slide 2 - Tekstslide

1. Je moet een betoog kunnen analyseren en beoordelen
Betoog heeft een standpunt en één of meerdere argumenten
Geef aan: standpunt/argument
  • want/dus-proef
  • Ik stop ermee, want ik heb genoeg gewerkt vandaag.
  • Ik heb genoeg gewerkt vandaag, dus ik stop ermee.
    --> de argumenten moeten de juistheid van de stelling/het standpunt bewijzen


Slide 3 - Tekstslide

1. argumentatie/redenering
Standpunt + geheel van argumenten. Tegenargumenten en de weerleggingen horen ook bij de argumentatie/redenering.

Slide 4 - Tekstslide

1. verbindende uitspraak/verzwegen argument
S = Het wordt mooi weer vandaag.
A = De zwaluwen vliegen al hoog.
De verbindende uitspraak is:
Als de zwaluwen al hoog vliegen, dan wordt het mooi weer
--> Dus: als argument dan  standpunt

Slide 5 - Tekstslide

1. verbindende uitspraak/verzwegen argument
S = Volgens mij heeft hij gezwommen
A = want hij heeft kletsnat haar
De verbindende uitspraak is?

Slide 6 - Tekstslide

2. De argumentatiestructuur
Wat is een argumentatiestructuur? Geef voorbeelden

Slide 7 - Tekstslide

4 basisstructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 8 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES
                                                               ⇑ signaalwoorden: want / omdat /                                           aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 9 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 10 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 11 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).
S. De docent moet niet te lang aan het woord blijven
|
A1. De uitleg moet kort en bondig zijn
|
A1.1 Ik kan me slechts 4 minuten concentreren

Slide 12 - Tekstslide

combinatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden (met onderschikkende/ subargumenten).

Slide 13 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Uitleg

Slide 15 - Tekstslide

Dit is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

De spelling moet worden vereenvoudigd. De meeste Nederlanders blijven fouten maken. Kijk maar naar de spelfouten in tijdschriften en kranten.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Het Raayland is een goede school. Het heeft een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is dit voor een argumentatiestructuur?

Slide 19 - Tekstslide

Wat is dit voor een argumentatiestructuur?

Slide 20 - Tekstslide

Je analyseert een betoog dus als volgt
S                      = standpunt
A1, A2, enz.  = argument 1, 2, enz.
A1.1                  = het eerste subargument bij A1
A1.1.1                = het eerste subargument bij A1.1
Bepaal: een enkelvoudige of meervoudige argumentatie.
Bepaal: onderschikkende of nevenschikkende argumentatie

Slide 21 - Tekstslide

Analyseer het betoog
'Natuurgebieden mogen in ons land niet geofferd worden aan tomeloze energiebehoeften. Het zijn tenslotte schaarse goederen. Een gebied als de Waddenzee is uniek in heel Europa: nergens vinden zoveel watervogels een rustige broedplaats. Bovendien hebben we meer dan genoeg aan het gas van Slochteren.'

Slide 22 - Tekstslide

1) S = Natuurgebieden mogen in ons land niet opgeofferd worden aan de tomeloze energiebehoeften.
A1 = Het zijn tenslotte schaarse goederen. 
A1.1 = Een gebied als de Waddenzee is uniek in heel Europa
A1.1.1 nergens vinden zoveel watervogels een rustige broedplaats. 
A2 Bovendien hebben we meer dan genoeg aan het gas van Slochteren.'

Slide 23 - Tekstslide

In een structuur
                                                               S
                                A1                                               A2
                                 A1.1
                                 A1.1.1

Nevenschikkende argumentatiestructuur

Slide 24 - Tekstslide

Alternatief:
1) S = Natuurgebieden ... energiebehoeften.
A1 = Het zijn tenslotte schaarse goederen. 
A1.1a = Een gebied als de Waddenzee is uniek in heel Europa
A1.1.b nergens vinden zoveel watervogels een rustige broedplaats. 
A2 Bovendien hebben we meer dan genoeg aan het gas van Slochteren.'

Slide 25 - Tekstslide

In een structuur
                                                               S
                                A1                                                    A2
                    A1.1a          A1.1b


Nevenschikkende argumentatiestructuur
                                 

Slide 26 - Tekstslide

Feiten
'Vlak na het aantreden van Donald Trump kreeg diens adviseur Kellyanne Conway een lastige vraag. Volgens de media waren heel weinig Amerikanen op Trumps eedaflegging afgekomen. Volgens Trump was het de drukst bezochte inauguratie uit de Amerikaanse geschiedenis geweest. Dat klopte niet en dus was de vraag of het Witte Huis misschien de verkeerde informatie had gegeven? Welnee, zei Conway, het Witte Huis had 'alternatieve feiten' laten zien. 

Slide 27 - Tekstslide

Feiten
Na het stukje op de vorige dia volgeden oorspronkelijk nog de zinnen:

'Er ging een gehuil van woede op. Feiten zijn feiten- alternatieve feiten zijn geen feiten, het zijn leugens.'

Slide 28 - Tekstslide

Argumentatieschema's/drogredenen

Slide 29 - Tekstslide

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs niet de gewenste loonsverhoging zullen krijgen, want de leraren op de middelbare scholen kregen het ook niet.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
C
Argumentatie op basis van vergelijking
D
Argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 30 - Quizvraag

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs niet de gewenste loonsverhoging zullen krijgen, want de conciërges op de middelbare scholen kregen het ook niet.
A
oorzaak en gevolg
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 31 - Quizvraag

Het is gezond om twee keer in de week vis te eten. Dat bleek uit een onderzoek van afgelopen januari.
A
Argumentatie op basis van voorbeelden
B
Argumentatie op basis van vergelijking
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg

Slide 32 - Quizvraag

Het is gezond om twee keer in de week vis te eten. Dat bleek uit een onderzoek van visbedrijf De Vries.
A
voorbeelden
B
van vergelijking
C
autoriteit
D
oorzaak en gevolg

Slide 33 - Quizvraag

De maximumsnelheid moet omlaag. Dat levert minder verkeersslachtoffers op en het is goed voor het milieu.
A
Argumentatie op basis van voor- en nadelen
B
Argumentatie op basis van autoriteit
C
Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 34 - Quizvraag

De maximumsnelheid moet omlaag. Dat zal het milieu direct herstellen en het aantal slachtoffers terugbrengen naar nul.
A
voor- en nadelen
B
autoriteit
C
kenmerk of eigenschap
D
voorbeelden

Slide 35 - Quizvraag

Vooronderstellingen

Slide 36 - Tekstslide

Vooronderstellingen
Voorbeeld opdracht:
Waarom ben je gestopt met roken? (Vooronderstelling: je hebt gerookt en je bent gestopt).

Slide 37 - Tekstslide

Vrouwen kunnen niet schaken, want tijdens het edele schaakspel moet je je mond houden. (Vooronderstelling...)

Slide 38 - Open vraag

Wanneer ga je weer naar Vlieland? (Vooronderstelling: ... en ...)

Slide 39 - Open vraag

Georg Philip Telemann was een Duitse componist. Hij zal wel veel bier gedronken hebben.
(Vooronderstelling: ... of ... of ... )

Slide 40 - Open vraag

Drogredenen
Een ander belangrijk begrip bij argumentati e is de drogreden. Een drogreden is een onjuist gebruik van een argumentatieschema of een overtreding van een discussie­regel. Een drogreden is soms moeilijk op te sporen, want hij is vaak zo bedrieglijk aannemelijk. 
Leer ze van buiten: zie H10 vakboek en/of boekje argumenteren

Slide 41 - Tekstslide

Ajoub wordt een groot schrijver, want hij heeft veel gelezen en bovendien Nederlands gestudeerd.
A
vals dilemma
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerd oorzaak- gevolgschema
D
verkeerde vergelijking

Slide 42 - Quizvraag

Het huwelijk is een verouderd instituut. Het stamt uit de tijd van publieke onthoofdingen en slavernij. Ook die hebben we al lang afgeschaft.
A
verkeerde vergelijking
B
vals dilemma
C
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
D
overhaaste generalisatie

Slide 43 - Quizvraag

Volkswagen heeft met behulp van sjoemel-software de waarden van de CO2-uitstoot te gunstig voorgesteld. Zie je nu wel dat autofabrikanten ordinaire bedriegers zijn.
A
verkeerd oorzaak-gevolgschema
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
onjuiste autoriteit

Slide 44 - Quizvraag

Natuurlijk kun je beter vegetariër zijn. Maarten 't Hart is het ook niet voor niets en die is behalve beroemd schrijver ook nog bioloog.
A
onjuist beroep op autoriteit
B
verkeerde vergelijking
C
overdrijven van voor- of nadelen
D
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap

Slide 45 - Quizvraag

Antwoorden opdrachten drogredenen
Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander. 1 persoonlijke aanval
Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we helemaal niet op vakantie. 2 vals dilemma
Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo.  3 ontduiken van de bewijslast


Die supergoede voetballer maakt reclame voor Lays, dus die chips zullen wel lekker zijn. 5

Slide 46 - Tekstslide

Antwoorden opdrachten drogredenen
Die jongen draagt alleen maar grijze kleren, hij is vast hopeloos saai.  4 onjuist beroep op en kenmerk of eigenschap
Die supergoede voetballer maakt reclame voor Lays, dus die chips zullen wel lekker zijn. 5 onjuist beroep op autoriteit
Ga je niet mee winkelen? Jij gaat je dus liever zitten vervelen. 6. Het vertekenen van een standpunt

Slide 47 - Tekstslide

Antwoorden opdrachten drogredenen
Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg. 7. onjuiste vergelijking
Ik vind die Marijke niet aardig, want ik mag haar niet. 8. cirkelredenering
Je bent toch niet goed bij je hoofd als je in de regen buiten gaat spelen?  9. Het bespelen van het publiek


Slide 48 - Tekstslide

Antwoorden opdrachten drogredenen
10.Je kunt nog best melk drinken die over de datum is, mijn zus deed dat ook en die werd niet ziek. overhaaste generalisatie
11 Marie was in augustus op vakantie met Gijs. Zij is in augustus zwanger geworden, dus ze is zwanger van Gijs. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
12 Scholen zouden een uur eerder moeten beginnen, omdat zowel de leerlingen als de docenten dan langer van hun middag kunnen genieten, meer tijd hebben voor huiswerk of het nakijken van toetsen en een gezond ochtendritme ontwikkelen. overdrijven van de voor- of nadelen

Slide 49 - Tekstslide