Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven
Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende zenuwcellen beschrijven
Je kunt de bouw en werking van het ruggenmerg en de hersenen beschrijven
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
lesdoelen
Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven
Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende zenuwcellen beschrijven
Je kunt de bouw en werking van het ruggenmerg en de hersenen beschrijven
Slide 1 - Tekstslide
zenuwstelsel
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg
Zet de juiste namen bij de onderdelen van het centraal zenuwstelsel
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Peristaltische bewegingen van je darmen worden aangestuurd door het
A
Animale zenuwstelsel
B
Autonome zenuwstelsel
C
Beide
Slide 7 - Quizvraag
Reflexen worden aangestuurd door het...
A
animale zenuwstelsel
B
autonome zenuwstelsel
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een prikkel
Slide 10 - Open vraag
Een zenuwcel is een..
A
conductor
B
effector
C
receptor
Slide 11 - Quizvraag
Een zintuigcel in het netvlies is een...
A
conductor
B
receptor
C
effector
Slide 12 - Quizvraag
Speekselklieren zijn...
A
conductoren
B
effectoren
C
receptoren
Slide 13 - Quizvraag
1. prikkel
2.
3.
4.
5.
6. waarneming
hersenen
receptor
neuronen
impuls
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
Binas 88A
Slide 16 - Tekstslide
Typen neuronen
Sensorisch neuron
impulsen van zintuigen naar CZ
cellichamen liggen vlak bij CZ
Motorisch neuron
impulsen naar spieren en klieren
cellichamen in CZ
Schakelcel
impulsen binnen CZ
liggen in CZ
Slide 17 - Tekstslide
Van welk type zenuwcel ligt het cellichaam net buiten het ruggenmerg?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
Slide 18 - Quizvraag
Welk type zenuwcel geleidt impulsen van een receptor naar het CZ?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
Slide 19 - Quizvraag
Welk type zenuwcel heeft korte dendrieten en een lang axon?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
Slide 20 - Quizvraag
Zenuwen
Bundel uitlopers
myelineschede isoleert uitlopers van elkaar
bindweefsel ter bescherming
sensorische zenuw
motorische zenuw
gemengde zenuw
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Binas 88J
Grijze stof = cellichamen
Witte stof = uitlopers
Slide 24 - Tekstslide
A is de ...
A
rugzijde
B
buikzijde
Slide 25 - Quizvraag
In nummer 1 liggen de ...
A
cellichamen van motorische zenuwcellen
B
schakelcellen
C
cellichamen van sensorische zenuwcellen
D
uitlopers van motorische zenuwcellen
Slide 26 - Quizvraag
In nummer 2 liggen de ...
A
cellichamen van motorische zenuwcellen
B
cellichamen van motorische- en schakelcellen
C
cellichamen van sensorische zenuwcellen
D
uitlopers van motorische zenuwcellen
Slide 27 - Quizvraag
Neem de aantekeningen over:
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
(diffusie-tensor imaging)
Brengt de verbindingen tussen de neuronen in kaart
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Neem de aantekeningen over:
Slide 33 - Tekstslide
Hersencentra
Binas 88C
Slide 34 - Tekstslide
hersenschors
hersenstam
kleine hersenen
Slide 35 - Sleepvraag
Waar zit het ademcentrum in de hersenen en wat is de belangrijkste prikkel voor het ademcentrum?
A
grote hersenen, concentratie O2 in bloed
B
grote hersenen, concentratie CO2 in bloed
C
hersenstam,
concentratie O2 in bloed
D
hersenstam,
concentratie CO2 in bloed
Slide 36 - Quizvraag
Welk deel van de hersenen coördineert alle bewegingen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
hersenstam
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Verklaar waarom gezicht en handen zo'n groot oppervlakte in de hersenschors innemen
Slide 39 - Open vraag
Synaps (Binas 88G)
Slide 40 - Tekstslide
Wat is 4?
A
neurotransmitter
B
receptor
C
synaptische spleet
Slide 41 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Is dit een bewuste reactie of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex
Slide 42 - Quizvraag
Waarom gaat een reflex zo snel?
A
De impuls hoeft niet naar de hersenen
B
Een reflex krijgt voorrang in de hersenen
C
Een reflex zie je aankomen en daardoor ben je er al klaar voor
Slide 43 - Quizvraag
Prikkel
Zintuig
Gevoelszenuwcel
Bewegings-zenuwcel
Schakelcellen
Schakelcellen
Reflex
Reactie
Bewuste reactie
Reflex ~ bewuste reactie = ruggenmerg ~ hersenen
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Abdul loopt graag op blote voeten buiten. Op een ochtend trapt hij in een stukje glas. In een reflex trekt hij zijn voet weg. Hij voelt de pijn. Zet de zinnen in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
7
De bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar de spieren.
De impulsen gaan over op schakelcellen.
De impulsen gaan over van de schakelcellen naar de bewegingszenuwcellen.
De impulsen gaan via gevoelszenuwcellen naar het ruggenmerg.
De spieren trekken samen en de voet gaat omhoog
Er gaan impulsen naar de hersenen waardoor bewustwording optreedt.
Het stappen in het glas veroorzaakt impulsen in zintuigcellen in de voet.