Economie Markt en Vraag

Markt en Vraag
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Markt en Vraag

Slide 1 - Tekstslide

Markt en Vraag
1.1 De vraag in de markt
1.2 De vraag verandert
1.3 De invloed van de prijs op de vraag
1.4 De invloed van het inkomen op de vraag

Slide 2 - Tekstslide

1.1: De vraag in de markt

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Individuele vraaglijn

Slide 5 - Tekstslide

Collectieve vraaglijn

Slide 6 - Tekstslide

1.2: de vraag verandert

Slide 7 - Tekstslide

Vraagfactoren
  • Inkomen
  • Substitutie- en complementaire goederen
  • Voorkeur
  • Aantal

Slide 8 - Tekstslide

Thee is een substitutiegoed voor koffie
Koffie melk is een complementair goed voor koffie 

Slide 9 - Tekstslide

Substitutie
Complementair
Lucifers en Aanstekers
Coca Cola en Pepsi
Hamers en Spijkers

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

1.3: De invloed van de prijs op de vraag

Slide 12 - Tekstslide

Prijselasticiteit van de vraag = 
verandering van de gevraagde hoeveelheid in % / verandering van de prijs in %. 
Verandering in prijs
Waarde elasticiteit
Elastische vraag
Gevraagde hoeveelheid reageert sterk op prijsverandering. 
E< -1
Inelastische vraag
Gevraagde hoeveelheid reageert zwak op prijsverandering. 
-1 < E < 0
Volkomen inelastische vraag
Gevraagde hoeveelheid reageert niet op prijsverandering.
E = 0

Slide 13 - Tekstslide


A
Inelastische vraag
B
Elastische vraag

Slide 14 - Quizvraag

Kruislingse prijselasticiteit van de vraag = 
Verandering gevraagde hoeveelheid goed A (%) / 
Verandering prijs van goed B (%)

Complementair goed
Bij een stijging van de prijs van goed A, daalt de vraag naar goed B.
E < 0 
Substitutie goed
Bij een stijging van de prijs van goed, stijgt de vraag naar goed B.
E > 0 

Slide 15 - Tekstslide

1.4: Invloed van inkomen op de vraag.

Slide 16 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit van de vraag = 
Verandering van gevraagde hoeveelheid (%) / 
Verandering van het inkomen (%)
Noodzakelijke goederen
Er is een positief verband tussen vraag en inkomen. De vraag reageert zwak op inkomensverandering
0<E<1
Luxe goederen
Er is een positief verband tussen vraag en inkomen. de vraag reageert sterk op inkomensverandering
E>1
Inferieure goederen
De vraag stijgt als het inkomen daalt.
E<0

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Quizzz

Slide 19 - Tekstslide

Wat is dit voor markt?
A
Abstracte Markt
B
Concrete Markt

Slide 20 - Quizvraag

Rick heeft 400 mokken gekocht voor 3 euro. Rick verkoopt 80% van deze mokken voor 5 euro. Wat is de winst van Rick?
( Berekening is niet nodig. Gewoon je eindantwoord neerzetten)

Slide 21 - Open vraag

Welke van deze is geen vraagfactor?
A
De voorkeur van consumenten
B
Het inkomen van de consumenten
C
De inkomsten van de producent.
D
De prijs van andere goederen. zoals substitutie of complementaire goederen.

Slide 22 - Quizvraag

Dit is de individuele vraaglijn van Thijs. Bekijk dit plaatje goed voor de volgende vraag. 

Slide 23 - Tekstslide

Thijs heeft gisteren ene promotie gekregen en heeft nu een hoger inkomen. Wat gebeurt er met de individuele vraaglijn van Thijs?
A
Niks, de vraaglijn blijft staan zoals hij nu staat.
B
De vraaglijn schuift naar rechts.
C
De vraaglijn schuift naar links.
D
Er is een verschuiving op de vraaglijn.

Slide 24 - Quizvraag

Wanneer is de prijselasticiteit van de vraag elastisch en wat betekent dit?

Slide 25 - Open vraag

De prijs van een zakje appels is gestegen van 2 euro naar 3 euro. Hierdoor is de vraag gedaald van 200 naar 150. Bereken de prijselasticiteit van de vraag
( geen berekening, alleen eindantwoord.)

Slide 26 - Open vraag

Welke van de onderstaande factoren heeft geen invloed op dat de vraag naar producten sterk of niet sterk reageert op een prijsverandering?
A
Het bestaan van substituten.
B
De termijn die je in beschouwing neemt.
C
het bestaan van complementaire goederen.
D
Het soort goed.

Slide 27 - Quizvraag

Als de kruislingse prijselasticiteit van de vraag groter is dan 0, is er dan sprake van substituten of complementaire goederen?
A
Substitutie goederen
B
Complementaire goederen

Slide 28 - Quizvraag

Pieter heeft een salarisverhoging van 10% gekregen, in plaats van 10 smoothies, wil hij nu wel 12 smoothies. Bereken de inkomenselasticiteit van de vraag.
(geen berekening nodig, alleen je eindantwoord)

Slide 29 - Open vraag

Sleep de elasticiteit getallen naar de juiste soort goederen
Luxe goed
Noodzakelijk goed
Ineferieur goed
-1,25
0,65
2,25

Slide 30 - Sleepvraag

Einde
zijn er nog vragen?

Slide 31 - Tekstslide