Didactiek visie blauw

Didactiek visie blauw
Het eindexamen biologie bestaat uit verschillende soorten vragen. 1 van deze verschillende soorten is het antwoord op de vraag halen uit informatie. Dit gaan we in deze lessonup oefenen.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Didactiek visie blauw
Het eindexamen biologie bestaat uit verschillende soorten vragen. 1 van deze verschillende soorten is het antwoord op de vraag halen uit informatie. Dit gaan we in deze lessonup oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

Je komt ze steeds tegen bij eindexamens: vragen waarbij gezegd wordt: 
"geef antwoord met behulp van de informatie."
Dat lijkt heel simpel, maar toch worden hier veel fouten mee gemaakt.
Daarom deze lessonup, zodat jij weet hoe je deze fouten kunt voorkomen

Slide 2 - Tekstslide

Het belangrijkst om te onthouden is:

Er staat: HAAL HET UIT DE INFORMATIE!!

Je hoeft hier niet zelf iets te verzinnen.
HET STAAT IN DE INFORMATIE!!!!!!!

Slide 3 - Tekstslide

SOORTEN INFORMATIE

TEKST

PLAATJE

GRAFIEK

De informatie staat in een tekst. 
Geef met een accentueerstift aan, wat belangrijk is.
Kijk nog een keer naar de vraag: waar staat het antwoord?
Neem dit over
Plaatjes staan er soms alleen maar, om het er leuker uit te laten zien.
Maar vaak is het plaatje nodig, om te beantwoorden.
Vergeet niet goed naar de plaatjes te kijken
Je kunt ook informatie uit een grafiek halen.
Vaak is dit om dingen te kunnen berekenen, maar soms moet je alleen iets aflezen.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe pak je informatievragen aan?
Hier in stappen beschreven hoe je informatievragen het beste kan aanpakken:
1. Lees de vraag
2. Bekijk of het een open of meerkeuze vraag is 
3. lees de tekst of bekijk de afbeelding
4. Lees de vraag nog een keer 
5. Lees nu de tekst of bekijk de afbeelding terwijl je gericht naar het antwoord zoekt. 

Slide 5 - Tekstslide

we gaan eerst samen oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Lees de tekst en bekijk de afbeelding 

Maak aan de hand van de afbeelding en de tekst vraag 1 en 2

Slide 7 - Tekstslide

rode bloedcellen herken je aan de rode kleur, de dikke rand en de inkeping in het midden.
witte bloedcellen herken je aan de celkern en de verschillende vormen
bloedplaatjes herken je door de grootte. Ze zijn heel klein 

lees eerst de vraag en bekijk de antwoorden
bedenk voor jezelf staat het antwoord in de tekst of moet ik naar de afbeelding kijken
om deze vraag te beantwoorden moet je eerst weten hoe je de verschillende bloeddelen kan herkennen. Weet je dit niet meer klik dan op het oogje 
Letter P in de afbeelding geeft een bloeddeeltje aan. Hoe heet dit bloeddeeltje?

Slide 8 - Tekstslide

Letter P in de afbeelding geeft een bloeddeeltje aan. Hoe heet dit bloeddeeltje?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplasma

Slide 9 - Quizvraag

We hebben er 1 samen gedaan. Nu gaan jullie zelfstandig oefenen. Succes!

Slide 10 - Tekstslide

 Er zijn drie typen bloedvaten.
 Hoe heet het type bloedvat dat je in de afbeelding ziet?
 Leg uit waaraan je in de afbeelding kunt zien dat het dit type bloedvat
is.
stap 1:
lees de vraag en bedenk heb ik de tekst of de afbeelding nodig
stap 2: Lees de tekst en bekijk de afbeelding
Bedenk kan ik nu het antwoord geven?
voor deze vraag moet je weten welke bloedvaten er zijn, en hoe je deze kan herkennen. Weet je dit niet meer? Klik op het oogje 
er zijn drie typen bloedvaten:

Slagaders, herken je aan de dikke wand en ze lopen naar het orgaan (weefsel) toe
Ader, herken je aan de dunne wand en aan de kleppen. Een ader loopt van het orgaan terug naar het hart 
Haarvaten, deze herken je aan de extreem dunne wand (1 cellaag dik), de kleine openingen tussen de cellen en je kan ze herkennen doordat ze tussen de weefsels door lopen.

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn drie typen bloedvaten.
 Hoe heet het type bloedvat dat je in de afbeelding ziet?
 Leg uit waaraan je in de afbeelding kunt zien dat het dit type bloedvat
is.

Slide 12 - Open vraag

Gebruik deze informatie voor de volgende vragen

Slide 13 - Tekstslide

stap 1: lees de vraag en daarna de tekst
Met het bloed gaan de larven vanuit de darmwand naar de longen.
Komen de larven daarbij door de grote bloedsomloop?
En komen ze door de kleine bloedsomloop?
stap 2: Bedenk welke informatie uit de tekst heb ik nodig voor het antwoord?
voor de vraag moet je weten of wat het verschil is tussen de kleine en grote bloedsomloop, en naar welke organen de bloedsomloop gaat. Weet je dit niet meer? Klik op het oogje
In het lichaam zit de dubbele bloedsomloop. Deze bestaat uit de kleine en grote bloedsomloop.
de kleine bloedsomloop: gaat van de rechter harthelft naar de longen en komt terug in de linker harthelft. De functie is zuurstof ophalen.

De grote bloedsomloop: gaat van de linker harthelft naar alle andere organen en dan terug naar de rechter harthelft. De functie is zuurstof en voedingsstoffen aan de organen geven

Slide 14 - Tekstslide

Met het bloed gaan de larven vanuit de darmwand naar de longen.
Komen de larven daarbij door de grote bloedsomloop?
En komen ze door de kleine bloedsomloop?
A
Alleen de grote bloedsopmoop
B
Alleen de kleine bloedsomloop
C
De grote en de kleine bloedsomloop

Slide 15 - Quizvraag

stap 1: lees de vraag en daarna de tekst
Door de longwormen raken de longblaasjes van de jonge zeehonden
beschadigd. Daardoor kunnen deze jonge zeehonden minder lang onder
water blijven dan gezonde jonge zeehonden.
 Leg dat uit.
stap 2: Bedenk welke informatie uit de tekst heb ik nodig voor het antwoord?
Je moet uitleggen waarom jonge zeehondjes met longwormen sneller zuurstof boven water moeten halen dan gezonde jonge zeehondjes. 
Bedenk bij jezelf wat voor proces vindt er in de longblaasjes plaats, en wat nemen de longblaasjes op. 
Bekijk het oogje als je dit niet meer weet. 
In het lichaam zit de dubbele bloedsomloop. Deze bestaat uit de kleine en grote bloedsomloop.
de kleine bloedsomloop: gaat van de rechter harthelft naar de longen en komt terug in de linker harthelft. De functie is zuurstof ophalen.

De grote bloedsomloop: gaat van de linker harthelft naar alle andere organen en dan terug naar de rechter harthelft. De functie is zuurstof en voedingsstoffen aan de organen geven

Slide 16 - Tekstslide

Door de longwormen raken de longblaasjes van de jonge zeehonden
beschadigd. Daardoor kunnen deze jonge zeehonden minder lang onder
water blijven dan gezonde jonge zeehonden.
 Leg dat uit.

Slide 17 - Open vraag

Gebruik deze informatie voor de volgende vragen 

Slide 18 - Tekstslide

in de afbeelding zijn er drie plekken waar de vloeistof van het oedeem kan zitten met P, Q en R aangegeven. Geef de plek van het lymfevat aan.
stap 1: lees de vraag en daarna de tekst
stap 2: Bedenk welke informatie uit de tekst heb ik nodig voor het antwoord?
voor deze vraag moet je weten wat het lymfevat is.  hier hebben jullie nog geen les in gehad. Je hebt wel les gehad over aders en slagaders. Bekijk de afbeelding goed. weet je het antwoord niet? Klik op het oogje.
jullie moeten voor deze vraag het lymfevat aanwijzen. Echter hebben jullie nog geen les gehad over lymfevate. hoe kan je deze vraag dan maken?
We weten slagaders vertakken in haarvaten en die vertakken weer in aders. Slagaders en aders zijn dus aan elkaar verbonden. 
Lymfevaten zijn niet verbonden aan bloedvaten. Bekijk het plaatje dus goed. Wat is het lymfevat?

Slide 19 - Tekstslide

in de afbeelding zijn er drie plekken waar de vloeistof van het oedeem kan zitten met P, Q en R aangegeven. Geef de plek van het lymfevat.
A
P
B
Q
C
R

Slide 20 - Quizvraag

Gebruik deze informatie voor de volgende vragen 

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit waarom vernauwde bloedvaten tot gezondheidsklachten leiden.
stap 1: lees de vraag en daarna de tekst
stap 2: Bedenk welke informatie uit de tekst heb ik nodig voor het antwoord?
voor deze vraag moet je weten waarom aderverkalking kan leiden tot gezondheidsklachten. Bedenk dus voor jezelf waarom het belangrijk is dat bloed snel door kan stromen naar de organen. LET OP: je moet antwoord geven waarom aderverkalking leidt tot gezondheidsklachten geef hier dus antwoord op. 
bloed dat naar organen toe stroomt (dus de slagaders) bevatten veel voedingsstoffen en zuurstof. `Deze stoffen worden vanuit de haarvaten aan de weefsels van de organen gegeven. Als bloed dus door aderverkalking niet snel door kan stromen kan dit leiden tot een zuurstof of voedingsstof te kort bij de organen. Dit kan leiden tot gezondheidsklachten

Slide 22 - Tekstslide

Leg uit waarom vernauwde bloedvaten tot gezondheidsklachten leiden.

Slide 23 - Open vraag

In de vorige dia's heb ik jullie nog een beetje geholpen met het antwoord. 
Nu gaan jullie het antwoord zelf verzinnen. Ik heb nog wel een aantal hulmiddelen voor jullie in de lessonup gezet.

Slide 24 - Tekstslide

Gebruik deze informatie voor de volgende vragen

Lymfevloeistof is een lichaamsvloeistof dat bestaat uit witte bloedcellen en een stroperige vloeistof die uit het haarvat komt. Lymfevloeistof wordt net als bloed vervoerd in vaten, de lymfevaten. Lymfevaten hebben net als aders kleppen. 

Slide 25 - Tekstslide

Lymfevloeistof bestaat uit dezelfde stroperige vloeistof als bloed. Hoe heet deze vloeistof?
stap 1: lees de vraag en daarna de tekst
stap 2: Bedenk welke informatie uit de tekst heb ik nodig voor het antwoord?
Lees goed wat er wordt gevraagd. Bedenk voor jezelf, is het belangrijk dat ik weet wat lymfevloeistof is? 

Lees goed welke informatie uit de tekst en uit de vraag je wel weet. Kan je met deze informatie antwoord geven op de vraag?


Slide 26 - Tekstslide

Lymfevloeistof bestaat uit dezelfde stroperige vloeistof als bloed. Hoe heet deze vloeistof?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de functie van de kleppen in een lymfevat
stap 1: lees de vraag en daarna de tekst
stap 2: Bedenk welke informatie uit de tekst heb ik nodig voor het antwoord?
In de tekst wordt aangegeven dat de kleppen in een lymfevat dezelfde functie hebben als de kleppen in een ader. 

Lees de tekst en de vraag goed. Geef antwoord op de vraag. 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de functie van de kleppen in een lymfevat

Slide 29 - Open vraag

Jullie hebben nu 1  vraag samen met de docent gedaan. 5 vragen uitgekauwd gekregen en zelf het antwoord moeten invullen en 2 vragen al wat minder uitgekauwd gekregen en zelf het antwoord moeten bedenken. 

Nu is het tijd om zelf te oefenen. Jullie krijgen nu 2 nieuwe examen vragen. Denk goed na en lees goed. Succes!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

TSH stimuleert de schildklier. In de schildklier wordt het schildklierhormoon aangemaakt. Deze zorgt voor de verbranding in cellen. Wat is de verbrandingsreactie?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Welke delen van het bloed zitten er in de lymfevaten?
A
Alleen witte bloedcellen
B
Alleen rode bloedcellen
C
witte bloedcellen en rode bloedcellen
D
Witte, rode bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide