1m blok 1 week 4 (intonatie (bij leestekens), doelgroepen, formeel en informele taal, betrouwbare bronnen/ fake news, meningen en feiten)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Intonatie
Door je intonatie of toon horen mensen hoe je je voelt. Je kunt je bijvoorbeeld vrolijk, angstig, ongeduldig, rustig, enthousiast, boos, geïrriteerd of verdrietig voelen.
Je emoties of gevoelens klinken door in je stem.
Slide 2 - Tekstslide
Intonatie bij de leestekens
punt -> je stem gaat iets op het einde iets omlaag.
komma -> voordat je verder praat, pauzeer je even.
uitroepteken -> je stem klinkt iets harder, je klinkt enthousiast of boos.
vraagteken -> je stem gaat iets omhoog
Slide 3 - Tekstslide
Spreken
publieksoorten/ doelgroepen vaststellen
Slide 4 - Tekstslide
Wie is het publiek?
Slide 5 - Tekstslide
3 soorten publiek
- Breed (groot) publiek - alle leerlingen van de school, alle leeftijden, mannen én vrouwen. Is vaak algemene informatie: het publiek weet nog (bijna) niets over het onderwerp.
- Kleiner, gespecialiseerd publiek - brugklassers, muziek- of autoliefhebbers. Is vaak gerichte informatie over het onderwerp: het publiek weet hier al iets over.
- Een persoon, een kleine groep personen - de mentor, een vriend of collega.
Gedetailleerde informatie: het publiek weet al veel over het onderwerp.
Slide 6 - Tekstslide
formeel of informele taal
Formeel: taal voor serieuze situaties.
Je gebruikt dit taalgebruik richting jouw docenten, je baas en tegen onbekenden.
Woorden die veel gebruikt worden:
'u', 'mevrouw' en 'met vriendelijke groet'.
Slide 7 - Tekstslide
Informeel
Taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent.
Je gebruikt dit taalgebruik bij vrienden.
Straattaal is een voorbeeld van informeel taalgebruik.
Slide 8 - Tekstslide
Ik snap er geen bal van!
A
Formeel
B
Informeel
Slide 9 - Quizvraag
Meneer, kunt u dit nog één keer uitleggen?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 10 - Quizvraag
Yo chappie, alles chill?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 11 - Quizvraag
Met vriendelijke groet, Otto
A
Formeel
B
Informeel
Slide 12 - Quizvraag
Oefening 29 en 30.
pagina 112 boek A.
Slide 13 - Tekstslide
Betrouwbare bronnen
Slide 14 - Tekstslide
Betrouwbare bronnen/ fake news
De inhoud van kranten, tijdschriften en boeken wordt vaak door een deskundige redactie bekeken en is daarom meestal betrouwbaar.
Informatie op internet is minder betrouwbaar, omdat iedereen daar alles kan plaatsen.
Het is daarom belangrijk dat je informatie op internet eerst controleert, voordat je het overneemt.
Slide 15 - Tekstslide
https://www.isdatechtzo.nl/
Slide 16 - Tekstslide
Wat is geen manier om de betrouwbaarheid van een bron te checken?
A
Kijken naar de actualiteit van de bron
B
Alleen afgaan op de naam van de auteur
C
Kijken of de bron wetenschappelijk is
D
Kijken naar het doel van de bron
Slide 17 - Quizvraag
Pagina 80
opdracht 16 en 18
(eventueel 17 met filmpje)
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Feit of mening
Een feit is iets wat waar is of wat niet waar is.
Een feit kun je controleren.
Een mening is wat iemand vindt van iets. Met een mening kun je het eens zijn of oneens.
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.
Slide 20 - Tekstslide
Feit of mening
''Ik heb een hond en vindt dat ze de liefste hond is van de hele wereld.''