04 Week 40 HV1C/HV1F 30 september - 2 oktober 2024

Schrijf ow, wg en lv in je schrift:
1. Schept de kok van dit restaurant eigenhandig voor de gasten de gerechten op?
2. De oorlogsslachtoffers vroegen op sociale media hulp aan het buitenland.
3. Heeft deze mevrouw haar schoothondje vaak chocolaatjes gevoerd?
4. Gisteren leende Marja vijf euro aan Welmoed voor een ijsje van Talamini.
5. Waarom zou de huisarts de patiënt absolute rust hebben voorgeschreven?
timer
5:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Schrijf ow, wg en lv in je schrift:
1. Schept de kok van dit restaurant eigenhandig voor de gasten de gerechten op?
2. De oorlogsslachtoffers vroegen op sociale media hulp aan het buitenland.
3. Heeft deze mevrouw haar schoothondje vaak chocolaatjes gevoerd?
4. Gisteren leende Marja vijf euro aan Welmoed voor een ijsje van Talamini.
5. Waarom zou de huisarts de patiënt absolute rust hebben voorgeschreven?
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

onderwerp werkwoordelijk gezegde lijdend voorwerp
1. Schept de kok van dit restaurant eigenhandig voor de gasten de gerechten op?
2. De oorlogsslachtoffers vroegen op sociale media hulp aan het buitenland.
3. Heeft deze mevrouw haar schoothondje vaak chocolaatjes gevoerd?
4. Gisteren leende Marja vijf euro aan Welmoed voor een ijsje van Talamini.
5. Waarom zou de huisarts de patiënt absolute rust hebben voorgeschreven?

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...

... kun je het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepalingen herkennen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

STAP 6: zoek het meewerkend voorwerp (mv)


Aan / voor   wie / wat + gezegde + ow + lv?

Slide 4 - Tekstslide

STAP 7: zoek de bijwoordelijke bepalingen (bwb).


waar? waarom? wanneer? hoe? 

Slide 5 - Tekstslide

§9 Meewerkend voorwerp
  • Aan / voor   wie / wat + gezegde + ow + lv?

Ik betaal twee euro aan Pieter.
Vraag = Aan / voor   wie / wat   betaal ik twee euro?
MV = aan Pieter

Slide 6 - Tekstslide

§9 Meewerkend voorwerp
  • Aan / voor   wie / wat + gezegde + ow + lv?
  • Heb je geen onderwerp of lijdend voorwerp? Dan laat je die gewoon weg.

Dat is mij beloofd.
Vraag = Aan / voor   wie / wat    is dat beloofd?
MV = mij

Slide 7 - Tekstslide

§9 Meewerkend voorwerp
  • Het meewerkend voorwerk is een ontvanger / luisteraar.
  • Alleen bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' en 'geven'.
  • Vaak mensen / dieren.

Ik betaal twee euro AAN PIETER.            (= geven)
Ik leg JULLIE de opdracht uit.                   (= vertellen)

Slide 8 - Tekstslide

§9 Meewerkend voorwerp
  • Kan met een voorzetsel beginnen (aan/voor).

Ik betaal twee euro AAN PIETER.          
Ik haal een glas water VOOR DE JUF.

Slide 9 - Tekstslide

§9 Meewerkend voorwerp

  • Als het GEEN voorzetsel heeft, kan je er wel AAN bij denken. 


Ik betaal Pieter twee euro.               AAN PIETER          
Ik leg jullie de opdracht uit.             AAN JULLIE

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak in je boek (p. 220 / 221) opdracht 1. 

Klaar? Maak je online huiswerktaak.

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak in TWEETALLEN in je boek (p. 221) opdracht 2.1. 


timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Plaatje 1

Slide 13 - Open vraag

Plaatje 2

Slide 14 - Open vraag

Plaatje 3

Slide 15 - Open vraag

§11 Bijwoordelijke bepalingen
  • Geeft extra informatie over de zin. 
  • Waar? Waarom? Wanneer? Hoe?
  • (waardoor, waarmee, waarvoor = hoe)

Sofie kust haar moeder altijd zachtjes op haar wang.
BWB = altijd (=wanneer), zachtjes(=hoe), op haar wang (=waar)

Slide 16 - Tekstslide

§11 Bijwoordelijke bepalingen
  • Alles is mogelijk: geen BWB, 1 BWB, 2 BWB's, 3 BWB's etc.
  • BWB kan 1 woord zijn, maar ook heel veel woorden.

Juichend rende de coach hard het veld op met de gewonnen beker in zijn hand.
BWB = juichend (=hoe), hard (=hoe), met de gewonnen beker in zijn hand (=hoe)

Slide 17 - Tekstslide

§11 Bijwoordelijke bepalingen
  • Let op veel voorkomende BWB's: niet, altijd, nooit, soms


Wij maken soms niet ons huiswerk.
BWB = soms (=wanneer), niet (=hoe)

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak in je boek (p. 224/225) opdracht 2. 

Klaar? Maak je online huiswerktaak.
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf mv en bwb in je schrift:
1. Schept de kok van dit restaurant eigenhandig voor de gasten de gerechten op?
2. De oorlogsslachtoffers vroegen op sociale media hulp aan het buitenland.
3. Heeft deze mevrouw haar schoothondje vaak chocolaatjes gevoerd?
4. Gisteren leende Marja vijf euro aan Welmoed voor een ijsje van Talamini.
5. Waarom zou de huisarts de patiënt absolute rust hebben voorgeschreven?
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

onderwerp werkwoordelijk gezegde lijdend voorwerp
1. Schept de kok van dit restaurant eigenhandig voor de gasten de gerechten op?
2. De oorlogsslachtoffers vroegen op sociale media hulp aan het buitenland.
3. Heeft deze mevrouw haar schoothondje vaak chocolaatjes gevoerd?
4. Gisteren leende Marja vijf euro aan Welmoed voor een ijsje van Talamini.
5. Waarom zou de huisarts de patiënt absolute rust hebben voorgeschreven?

Slide 21 - Tekstslide

meewerkend voorwerp bijwoordelijke bepaling
1. Schept de kok van dit restaurant eigenhandig voor de gasten de gerechten op?
2. De oorlogsslachtoffers vroegen op sociale media hulp aan het buitenland.
3. Heeft deze mevrouw haar schoothondje vaak chocolaatjes gevoerd?
4. Gisteren leende Marja vijf euro aan Welmoed voor een ijsje van Talamini.
5. Waarom zou de huisarts de patiënt absolute rust hebben voorgeschreven?

Slide 22 - Tekstslide

Zoek alle bijwoordelijke bepalingen in de tekst:
Speciale pizzaprullenbakken
1) De gemeente Wijk bij Duurstede wil het zwerfafval beperken. 2) Daarom heeft de stad sinds gisteren nieuwe minicontainers. 3) De minicontainers bevatten een gleuf voor lege pizzadozen. 4) Deze pizzakliko’s zijn te vinden in het centrum van de stad. 5) Op straat worden namelijk de meeste afhaalpizza’s gegeten. 6) De containers zijn geverfd in de kleuren van de Italiaanse vlag: groen, wit en rood. 7) Door de grote pizzadozen raakten de gewone prullenbakken vaak verstopt. 8) Het overige afval belandde vervolgens naast de prullenbak.


timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Speciale pizzaprullenbakken
1) De gemeente Wijk bij Duurstede wil het zwerfafval beperken. 2) Daarom heeft de stad sinds gisteren nieuwe minicontainers. 3) De minicontainers bevatten een gleuf voor lege pizzadozen. 4) Deze pizzakliko’s zijn te vinden in het centrum van de stad. 5) Op straat worden namelijk de meeste afhaalpizza’s gegeten. 6) De containers zijn geverfd in de kleuren van de Italiaanse vlag: groen, wit en rood. 7) Door de grote pizzadozen raakten de gewone prullenbakken vaak verstopt. 8) Het overige afval belandde vervolgens / naast de prullenbak.


Slide 24 - Tekstslide

Schrijf ow, wg, lv, mv en bwb in je schrift:
1. Bijna alle mensen dromen elke nacht een paar dromen.
2. Soms schijnt een droom na een poosje terug te kunnen keren.
3. De laatste maanden bleek Talitha regelmatig te dromen over post.
4. In de droom kreeg ze tientallen brieven in haar brievenbus.
5. Zo snel mogelijk ging ze dan die immense hoeveelheid post uit haar brievenbus halen.
6. Toch bleven mensen haar steeds brieven sturen.
7. Een droomonderzoeker legde Talitha de betekenis van haar droom uit.
8. De droom liet haar zien dat ze moe wordt van teveel vriendschappen.

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

onderwerp werkwoordelijk gezegde lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp bijwoordelijke bepaling
1. Bijna alle mensen dromen elke nacht een paar dromen.
2. Soms schijnt een droom na een poosje terug te kunnen keren.
3. De laatste maanden bleek Talitha regelmatig te dromen over post.
4. In de droom kreeg ze tientallen brieven in haar brievenbus.
5. Zo snel mogelijk ging ze dan die immense hoeveelheid post uit haar brievenbus halen.
6. Toch bleven mensen haar steeds brieven sturen.
7. Een droomonderzoeker legde Talitha de betekenis van haar droom uit.
8. De droom liet haar zien dat ze moe wordt van teveel vriendschappen.

Slide 26 - Tekstslide