Domein B1

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

PTA - Havo 5 maw
We werken uit syllabus en samengevat

Periode 1: Vorming en verhouding
Periode 2: Binding
Periode 3: Verandering
Eindexamen




Slide 2 - Tekstslide

Waar kan je lessen vinden?

Classroom
code : yoir3ku

Lessonup.com:
Code :  muyuz

Slide 3 - Tekstslide

Domein B1
4.1 Socialisatie en acculturatie & nature/nurture

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

SOCIALISATIE
Het proces van overdracht en verwerving van een cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Dit proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.

Opvoeding
Opleiding
Omgang met anderen

Slide 6 - Tekstslide

SOCIALISATIE

Mensen verschillen van dieren door de lange periode van onvolwassenheid,
waarin zij de cultuur overnemen van de mensen om hen heen, de zogenaamde socialisatoren.

Slide 7 - Tekstslide

SOCIALISATOREN
Socialisatoren zorgen ervoor dat een cultuur kan worden overgebracht, zodat jij die cultuur kan eigen maken

Denk aan:
  • Gezin, school, overheid
  • Kerk, werk, vereniging
  • Sport, vrienden, Media

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

CULTUUR
Het geheel van normen, waarden, voorstellingen, opvattingen en uitdrukkingsvormen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

Slide 10 - Tekstslide

Culturen zijn relatief
Dat betekent dat ze tijd- en plaatsgebonden
  • Vroeger droegen alle mannen een hoed, nu niet meer (T)
  • In Nederland geven mensen elkaar 3x een kus, in Italië 2x. (P)

Culturen zijn dynamisch (= staan niet stil). Ze veranderen onder invloed van veranderende omstandigheden
  • Bijvoorbeeld: Val van de Berlijnse muur, ontzuiling, 9/11

Slide 11 - Tekstslide

Culturen zijn relatief
Ze veranderen onder meer onder invloed van
 - veranderingen in de politieke of economische situatie, 
- uitwisseling met mensen buiten de groep of gemeenschap, 
- verandering van de samenstelling van de groep of gemeenschap. 

Deze nieuwe omstandigheden en veranderingen hebben dan weer invloed op socialisatieprocessen, waardoor de volgende generatie verandert en daarmee ook de cultuur als geheel.

Slide 12 - Tekstslide

Overdracht van cultuur

De cultuur wordt overgebracht op anderen.

Wat brengen ze over?
  • Normen en waarden
  • Formele en informele regels
  • Kennis en vaardigheden
  • Gedrag





Slide 13 - Tekstslide

Verwerving van cultuur

Het internaliseren (eigen maken) van de cultuur.

Dus: Zorgen dat je de cultuur in je opneemt en het vanzelfsprekend (normaal/automatisch) voor je wordt.


Slide 14 - Tekstslide

Overdracht


Verwerving



Internalisatie



Slide 15 - Tekstslide

SOCIALISATIE VERSCHILT PER MILIEU
Het socialisatieproces hangt af van jouw economisch, sociaal en cultureel kapitaal. 

Economisch kapitaal:
  • Financieel bezit of een hoog inkomen.

Sociaal kapitaal:
  • Connecties, netwerken, hoeveel respect een groep krijgt. 

Cultureel kapitaal:
  • Kennis, houdingen, opvattingen en smaak.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

TWEE VORMEN VAN SOCIALISATIE
ENCULTURATIE
  • Het aanleren en verwerven van de cultuur waarin je geboren bent.

Acculturatie
  • Het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan waarin iemand is opgegroeid.

Slide 18 - Tekstslide

Functies van socialisatie
1 continuering van een (sub)cultuur; 
2 verandering van een (sub)cultuur; 
3 identificatie van het individu met anderen, met een groep en een (sub)cultuur, en het besef van groepslidmaatschap van het individu; 
4 identiteitsontwikkeling van het individu; 
5 gedragsregulatie van het individu. 

Slide 19 - Tekstslide

NATURE/NURTURE
Nature houdt in dat het gedrag en de eigenschappen van een individu zijn aangeboren of door erfelijke factoren worden bepaald.

Nurture houdt in dat het gedrag en de eigenschappen van een individu zijn aangeleerd of door omgevingsfactoren worden bepaald.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Domein B1
 4.2 Veranderingen in het belang van socialisatoren 

Slide 23 - Tekstslide

VERANDEREND BELANG SOCIALISATOREN
Voor Tweede Wereldoorlog:
  • Kerk en vereniging

Na Tweede Wereldoorlog:
  • Onderwijs, vriendengroep en media

Slide 24 - Tekstslide

MEDIA HYPOTHESEN
Er bestaan verschillende visies, theorieën en benaderingen over de invloed van media op mensen. 

 Onderzoekers hebben diverse hypothesen geformuleerd over de socialiserende werking van media, ofwel: op welke manier media mensen vormen: 

Slide 25 - Tekstslide

MEDIA HYPOTHESEN
  • Cultivatiehypothese
het wereldbeeld van de zware (media)kijkers meer overeenkomsten met de mediawerkelijkheid vertoont en het wereldbeeld van de lichte (media)kijkers meer met de ‘echte’ werkelijkheid 

  • Opinieleidershypothese
Opinieleiders of idolen hebben direct of indirect  invloed op mediagebruikers. 
Mensen nemen niet direct opvattingen, waarden en normen over uit media, maar zij volgen daarin bepaalde invloedrijke personen die media-inhouden “filteren”. 
Vandaar dat ook wel wordt gesproken van het ‘tweetrapsmodel’ of de ‘two-step-flow’-theorie of -hypothese
Het gaat om wie iets bespreekt

Slide 26 - Tekstslide

MEDIA HYPOTHESEN
  • Mediaframing hypothese 
De manier waarop de media een onderwerp bespreken (frame), is van invloed op de wijze  waarop de ontvangers van die boodschap  over het onderwerp gaan nadenken en praten.
Het gaat hier om hoe iets wordt gepresenteerd

  • Selectiviteitshypothese
De invloed van de media is beperkt. Mensen maken zelf bewust keuzes uit het media-aanbod door selectieve blootstelling,  selectieve perceptie als selectief onthouden. 
Mensen halen vooral informatie uit hun eigen groep, waardoor hun ideeën worden versterkt

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Domein B1
4.3 De vorming van identiteit

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

IDENTITEIT
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt, dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwd voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groepen waar hij juist wel of niet bij hoort.

Slide 31 - Tekstslide

OPBOUW IDENTITEIT
Het kernconcept Identiteit is opgebouwd uit drie delen:
  1. Persoonlijke identiteit
  2. Sociale identiteit
  3. Collectieve identiteit

Slide 32 - Tekstslide

PERSOONLIJKE IDENTITEIT
Jouw persoonlijke identiteit heeft te maken met het beeld dat iemand van zichzelf heeft: zelfbeeld.



Slide 33 - Tekstslide

SOCIALE IDENTITEIT
De sociale identiteit is het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.

Slide 34 - Tekstslide

COLLECTIEVE IDENTITEIT
De collectieve identiteit gaat om het beeld dat mensen hebben van een groep en dan het beeld dat ze kenmerkend en blijvend voor die groep vinden.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Domein B1
4.4 Dimensies van Hofstede

Slide 37 - Tekstslide

DIMENSIES VAN HOFSTEDE
De vijf dimensies van Hofstede:
  1. Machtsafstand
  2. Individualisme vs collectivisme
  3. Masculien vs feminien
  4. Onzekerheidsvermijding
  5. Lange- of kortetermijnsdenken

Slide 38 - Tekstslide

HOFSTEDE
  • Machtsafstand
Dit is de mate waarin minder machtige leden verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.

  • Individualisme vs Collectivisme
Er is sprake van een collectivistische samenlevingen als  het groepsbelang belangrijker is dan het individuele belang en individuen vanaf hun geboorte opgenomen worden in sterke, hechte groepen. 

Er is sprake van een individualistische samenlevingen als het belang van het individu boven het belang van de groep gaat en de onderlinge banden tussen de individuen los zijn.

Slide 39 - Tekstslide

HOFSTEDE
  • Masculien vs Feminien
De verschillen tussen mannen en vrouwen in hun sociale rollen verschillen tussen landen. Een samenleving is masculien als emotionele sekserollen duidelijk gescheiden zijn en feminien als sekserollen elkaar overlappen.

  • Onzekerheidsvermijding
De mate waarin een cultuur zich bedreigd voelt door onzekere of onbekende situaties. Dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in stress en in de behoefte aan voorspelbaarheid en aan formele en informele regels.


Slide 40 - Tekstslide

HOFSTEDE
  • Lange vs Korte termijngerichtheid
Langetermijngerichtheid staat voor het streven naar beloning in de toekomst, vooral door middel van volharding en spaarzaamheid.

Kortetermijngerichtheid verwijst bijvoorbeeld naar zaken als respect voor traditie, het voorkomen van gezichtsverlies en het voldoen aan sociale verplichtingen.

Slide 41 - Tekstslide

KRITIEK OP HOFSTEDE
Kritiek op de studie van Hofstede richt zich op het statische en stigmatiserende karakter dat deze benadering zou hebben.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video