les 9 los of aan elkaar?

spelling 


Aan elkaar of los?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

spelling 


Aan elkaar of los?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?

1 Samenstellingen van twee of drie woorden, schrijf je over het algemeen aaneen.

  • Lagelonenlanden
  • De lage minimumlonen worden verhoogd.
  • Hogedrukreiniger
  • Onder hoge druk wordt de espresso gezet.
  • Langeafstandloper
  • De lange afstandloper heeft een voordeel door zijn lengte


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 4 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken, autorijden, uiteenspatten


3 Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vijfenveertig, dertienduizend,
maar:
dertien miljard!


Slide 5 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?

  • 3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen:
  • eroverheen, waardoor, daarboven

  • Net als combinaties van twee voorzetsels
    bovenin, voorin, achterop
  • Tenzij na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord volgt:
    Ik zit voor in de auto, want achterin wordt ik zo snel misselijk.



Slide 6 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?
4 Combinaties van er, hier, daar, waar + voorzetsel (voornaamwoordelijke bijwoorden) eroverheen, waardoor, hiertussen, erdoorheen

Let op: Dit geldt niet voor voorzetsels die horen bij een splitsbaar werkwoord:
- Dat hangt ervan af. (afhangen)
- Pak je het cadeau daar in? (inpakken)
- Ik ga ervan uit dat het zal lukken. (uitgaan)

Slide 7 - Tekstslide

Even kijken wat je nu weet...
Quiz in de lesson-up

Log in in deze les, gebruik je eigen naam

Eerst vragen over 'aan elkaar of los' daarna ook over de vorige les.

Slide 8 - Tekstslide

Bovenop of boven op
'Charlie zat ... het paard'
A
bovenop
B
boven op

Slide 9 - Quizvraag

Dichtbij of dicht bij
'Hij is snel terug, hij woont ...'
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 10 - Quizvraag

dichtbij of dicht bij
Mijn huis staat ... school.
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 11 - Quizvraag

ondertussen of onder tussen
'... zit ik me hier stierlijk te vervelen.'
A
ondertussen
B
onder tussen

Slide 12 - Quizvraag

vijf miljoen of vijfmiljoen
'Ik heb ... gewonnen'
A
vijf miljoen
B
vijfmiljoen

Slide 13 - Quizvraag

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 14 - Quizvraag

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 15 - Quizvraag

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 16 - Quizvraag

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Link

Spelling: tussenletters in samenstellingen

Slide 19 - Tekstslide

Hoe maak je een samenstelling? 
Huis + dier
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek



Slide 20 - Tekstslide

Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier                                         
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek


  • Huisdier
  • Dierendag
  • Rijstevlaai
  • Tevredenheidsonderzoek  

  • Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen.
    Maar wat zijn de regels? 


Slide 21 - Tekstslide

Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier                                         
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek


  • Huisdier
  • Dierendag
  • Rijstevlaai
  • Tevredenheidsonderzoek  

  • Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen.
    Maar wat zijn de regels? 


Want is het nou
groentesoep of groentensoep ?
stationchef of stationschef ?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Tussen-s
  1. Je schrijft de tussen-s als je hem hoort.
    Snelheidslimiet, landschapsarchitect
  2.  Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef 
  3. Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok > stationsklok
  4. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel




Slide 24 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is
    Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb
    Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) 
                    rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
  2. als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft
    Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)

Slide 25 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is
    zon, maan, hel, koningin
    zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
  2. als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt
    beresterk, stekeblind, reuzeleuk
  3. als de delen niet (meer) herkenbaar is als los woord
    elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard

Slide 26 - Tekstslide

Ik begrijp de spellingsregel tussen -n en tussen -s (en de uitzonderingen)
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll