4h3 herhaling paragraaf 7 t/m 9 dictee planning 1 en 2 en nieuwsquiz

Spelling paragraaf 7-9                      Wat klopt hier niet ^


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling paragraaf 7-9                      Wat klopt hier niet ^


Slide 1 - Tekstslide

Overzicht van de lessenreeks spelling § 4-13

Slide 2 - Tekstslide

Spelling paragraaf 4-9    Monsterlijke herhalingslessen          
Inhoud van deze les:           
- Dictee (10 woorden/ woordgroepen)
- Afmaken planning 1 en planning 2 
-Nieuwsquiz

Slide 3 - Tekstslide

Dictee       
Meneer De Gruijter vond de leerlingen die geen presentatie hadden voorbereid maar luiwammesen.    Hij had die ochtend in twee evangeliën gelezen en zitten mopperen op het huidige schoolsysteem.
Er waren die dag zestien jarige leerlingen in zijn klassen, waardoor hij weer opvrolijkte, want hij kreeg veel traktaties. Op zijn bureau lagen helaas veel toetsen en correctieopdachten te wachten.
De leerlingen hadden verhalen geschreven over cowboys die vochten met hyena's. Hij pakte een puddinkje uit de koelkast en begon met nakijken.

Slide 4 - Tekstslide

Overzicht van de lessenreeks spelling § 4-13
kobopo 

Slide 5 - Tekstslide

Overzicht van de lessenreeks spelling § 4-13
kobopo 
(koloniën, bacteriën, poriën, oliën)

Slide 6 - Tekstslide

Spelling: tussenletters in samenstellingen
blz. 287
wel of geen tussen-n?
zonnepanelen        groentesoep      rijstevla       dierentuin       spinnewiel

wel of geen tussen-s?
stationschef       meubelmaker       appelsiroop       kwaliteitsslag 

Slide 7 - Tekstslide

Spelling: tussenletters in samenstellingen
blz. 287
Samen komen we vast een heel eind:

  • zonnepanelen       
  • groentesoep     
  • rijstevla       
  • dierentuin
  • spinnewiel

Slide 8 - Tekstslide

Spelling: tussenletters in samenstellingen
blz. 287
Samen komen we vast een heel eind:

  • stationschef
  •  meubelmaker
  •  appelsiroop
  •  kwaliteitsslag 

Slide 9 - Tekstslide

Tussen-s
  1. Je schrijft de tussen-s als je hem hoort.
    Snelheidslimiet, landschapsarchitect
  2.  Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef 
  3. Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + kroket > stationskroket
  4. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel




Slide 10 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is
    Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb
    Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) 
                    rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
  2. als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft
    Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)

Slide 11 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is
    zon, maan, hel, koningin
    zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
  2. als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt
    beresterk, stekeblind, reuzeleuk
  3. als de delen niet (meer) herkenbaar is als los woord
    elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?

1 Samenstellingen van twee of drie woorden, schrijf je over het algemeen aaneen.

  • Lagelonenlanden
  • De lage minimumlonen worden verhoogd.
  • Hogedrukreiniger
  • Onder hoge druk wordt de espresso gezet.
  • Langeafstandloper
  • De lange afstandloper heeft een voordeel door zijn lengte


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 15 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken, autorijden, uiteenspatten


3 Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vijfenveertig, dertienduizend,
maar:
dertien miljard!


Slide 16 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?

  • 3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen:
  • eroverheen, waardoor, daarboven

  • Net als combinaties van twee voorzetsels
    bovenin, voorin, achterop
  • Tenzij na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord volgt:
    Ik zit voor in de auto, want achterin wordt ik zo snel misselijk.



Slide 17 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?

  • Spring maar achterop bij mij, achter op mijn fiets.



Slide 18 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?

  • Spring maar achterop bij mij, achter op mijn fiets.



Staat voor een voorzetsel.
(Geen voornaamwoord of 
zelfstandig naamwoord
(eventueel met lidwoord)



Staat voor een (bezittelijk) voornaamwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Aaneenschrijven of los?
4 Combinaties van er, hier, daar, waar + voorzetsel (voornaamwoordelijke bijwoorden) eroverheen, waardoor, hiertussen, erdoorheen

Let op: Dit geldt niet voor voorzetsels die horen bij een splitsbaar werkwoord:
- Dat hangt ervan af. (werkwoord: afhangen)
- Pak je het cadeau daar in? (werkwoord: inpakken)
- Ik ga ervan uit dat het zal lukken. (werkwoord: uitgaan)

Slide 20 - Tekstslide

Bovenop of boven op
'Charlie zat ... het paard'
A
bovenop
B
boven op

Slide 21 - Quizvraag

Dichtbij of dicht bij
'Hij is snel terug, hij woont ...'
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 22 - Quizvraag

dichtbij of dicht bij
Mijn huis staat ... school.
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 23 - Quizvraag

ondertussen of onder tussen
'... zit ik me hier stierlijk te vervelen.'
A
ondertussen
B
onder tussen

Slide 24 - Quizvraag

vijf miljoen of vijfmiljoen
'Ik heb ... gewonnen'
A
vijf miljoen
B
vijfmiljoen

Slide 25 - Quizvraag

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 26 - Quizvraag

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 27 - Quizvraag

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 28 - Quizvraag

 paragraaf 9: liggend streepje

Slide 29 - Tekstslide

Liggend streepje
  1. Koppelteken 
    rente-inkomsten, politieauto
  2. Weglatingsteken
    keel-, neus- en oorarts, lager en voortgezet onderwijs
  3. Afbreekteken: een afbreek-
    teken kan je gebruiken als een woord op twee regels staat.





















Slide 30 - Tekstslide

Het koppelteken (8 situaties)
Woord:                                                                                       Bijbehorende regel
  1. auto-ongeluk
  2. mevrouw Van Vilsteren-de Laat
  3. adjunct-directeur
  4. on-Hollands
  5. A4-papier
  6. all-you-can-eatrestaurant
  7. trainer-coach
  8. Latijns-Amerikaans








  1. klinkerbotsing (politieauto)
  2. namen van getrouwde mensen
  3. Na de voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, assistent-, bijna-, chef-, collega-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud
  4. voor een hoofdletter
  5. letters, cijfers, tekens, st./sint/Sint
  6. woorden die anders onoverzichtelijk worden/ vaste uitdrukkingen

Slide 31 - Tekstslide

Het koppelteken (8 situaties:)
Woord:                                                                                        Bijbehorende regel:
  1. auto-ongeluk
  2. mevrouw Van Vilsteren-de Laat
  3. adjunct-directeur
  4. on-Hollands
  5. A4-papier
  6. all-you-can-eatrestaurant
  7. trainer-coach
  8. Latijns-Amerikaans








  1. klinkerbotsing (politieauto)
  2. namen van getrouwde mensen
  3. Na de voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, 
  4. voor een hoofdletter
  5. letters, cijfers, tekens, st./sint/Sint
  6. woorden die anders onoverzichtelijk 
  7. combinaties van titels en beroepen
  8. Aardrijkskundige namen (of afgeleiden daarvan)

Slide 32 - Tekstslide

Het koppelteken (liggend streepje)
Let op:
  • Gebruik bij getallen in woorden een trema: drieënzestig. 
    Ook bij uitspraakproblemen bij werkwoorden: geïndustrialiseerd.
  • Als een beroepsnaam vergezeld wordt van een bijvoeglijk naamwoord, schrijven we die twee elementen los: sociaal geograaf, klinisch bioloog (in tegentelling tot schrijver-historicus, dus geen bijv. nw.).

Slide 33 - Tekstslide

weglatingsstreepje (liggend streepje)

Je mag een woorddeel weglaten als het dezelfde betekenis heeft:
hoofdzaken en bijzaken > hoofd- en bijzaken

scheikundedocenten en scheikundestudenten>
                                                                   scheikundedocenten en -studenten



Slide 34 - Tekstslide

weglatingsteken (liggend streepje)
Je mag een woorddeel weglaten als het dezelfde betekenis heeft

Let op:
- Alleen als het dezelfde betekenis heeft:
      Krantenkoppen en koffiekoppen geen: kranten- en koffiekoppen
- Alleen bij samenstellingen, geen bijvoeglijk naamwoorden:
     Lager en voortgezet onderwijs (je mag het dubbele woord wel weglaten,
                       maar je zet er geen streepje voor in de plaats.)

Slide 35 - Tekstslide

afbreekteken (liggend streepje)
Als afbreekteken als een woord niet meer op de regel past.

  • Breek samenstellingen alleen af tussen de delen: adoptie-kinderen, klinker-botsing, modellen-wedstrijd, tweede-hands.
  • Breek af tussen het grondwoord en een voor- of achtervoegsel: herfst-achtig, karakterloos, on-vriendelijk.
  • Je mag woorden ook afbreken tussen twee lettergrepen, maar als je twijfelt over de juiste plaats, zet dan het hele woord op de volgende regel. Op die manier voorkom je fouten.



Slide 36 - Tekstslide

afbreekteken (liggend streepje)
Let op: waar je afbreekt, kan de betekenis veranderen:

dijkramp

dijk-
ramp.

Slide 37 - Tekstslide

afbreekteken (liggend streepje)
Let op: waar je afbreekt, kan de betekenis veranderen:

dijkramp

dij-
kramp.

Slide 38 - Tekstslide

Oefenen en boek uitkiezen
  • Hoe gaat het met het zoeken van een leesboek?
    Nog niets gevonden? Kijk in B12 of B13, zoek populaire titels op internet, om te kijken wat je aanspreekt, vraag klasgenoten, kijk in de mediatheek of de bieb. (Gratis app: online bieb)
  • Oefen de theorie van paragraaf 7, 8 en 9 met planning 2.

Morgen even pas op de plaats > geen nieuwe theorie en nog tijd in de les om aan planning 2 te werken. (Die moet dus dinsdag af zijn.)

Slide 39 - Tekstslide