les 20 tussen -n en -s / los of aan elkaar?


4h, welkom bij Nederlands! 

Kom in de lesson-up
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de telefoontas!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


4h, welkom bij Nederlands! 

Kom in de lesson-up
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Eerst allemaal: uitleg 'aan elkaar of los?'

Vorige les aanwezig: stil online oefenen 'aan elkaar of los?'

Vorige les afwezig: Uitleg tussen -s en -n in samenstellingen
                                         Daarna oefenen met beide onderwerpen

Slide 2 - Tekstslide

herhaling hoofdletters en leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

1 Samenstellingen van twee of drie woorden, schrijf je over het algemeen aaneen.

  • Lagelonenlanden
  • De lage minimumlonen worden verhoogd.
  • Hogedrukreiniger
  • Onder hoge druk wordt de espresso gezet.
  • Langeafstandloper
  • De lange afstandloper heeft een voordeel door zijn lengte


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los?


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken, autorijden, uiteenspatten


3 Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vijfenveertig, dertienduizend,
maar:
dertien miljard!


Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

  • 3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen:
  • eroverheen, waardoor, daarboven

  • Net als combinaties van twee voorzetsels
    bovenin, voorin, achterop
  • Tenzij na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord volgt:
    Ik zit voor in de auto, want achterin wordt ik zo snel misselijk.



Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
4 Combinaties van er, hier, daar, waar + voorzetsel (voornaamwoordelijke bijwoorden) eroverheen, waardoor, hiertussen, erdoorheen

Let op: Dit geldt niet voor voorzetsels die horen bij een splitsbaar werkwoord:
- Dat hangt ervan af. (afhangen)
- Pak je het cadeau daar in? (inpakken)
- Ik ga ervan uit dat het zal lukken. (uitgaan)

Slide 9 - Tekstslide

Even kijken wat je nu weet...
Quiz in de lesson-up

Log in in deze les, gebruik je eigen naam

Eerst vragen over 'aan elkaar of los' daarna ook over de vorige les.

Slide 10 - Tekstslide

Bovenop of boven op
'Charlie zat ... het paard'
A
bovenop
B
boven op

Slide 11 - Quizvraag

Dichtbij of dicht bij
'Hij is snel terug, hij woont ...'
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 12 - Quizvraag

dichtbij of dicht bij
Mijn huis staat ... school.
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 13 - Quizvraag

ondertussen of onder tussen
'... zit ik me hier stierlijk te vervelen.'
A
ondertussen
B
onder tussen

Slide 14 - Quizvraag

vijf miljoen of vijfmiljoen
'Ik heb ... gewonnen'
A
vijf miljoen
B
vijfmiljoen

Slide 15 - Quizvraag

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 16 - Quizvraag

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 17 - Quizvraag

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 18 - Quizvraag

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 19 - Quizvraag

Vorige les aanwezig? Maak planning 11 (stil)

Tussen-s in samenstellingen
  1. Je schrijft de tussen-s als je hem hoort.
    Snelheidslimiet, landschapsarchitect
  2.  Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef 
  3. Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok > stationsklok
  4. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel




Slide 20 - Tekstslide

Tussen-s
  1. Je schrijft de tussen-s als je hem hoort.
    Snelheidslimiet, landschapsarchitect
  2.  Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef 
  3. Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok > stationsklok
  4. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel




Slide 21 - Tekstslide

Tussen-s
Ezelsbruggetje: 

  • station + chef > stationskroket, dus stationschef

  • keuken + schaar > keukenkroket, dus keukenschaar

  • liefde + scène > liefdeskroket, dus liefdesscène





Slide 22 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is
    Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb
    Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) 
                    rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
  2. als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft
    Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)

Slide 23 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is
    zon, maan, hel, koningin
    zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
  2. als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt
    beresterk, stekeblind, reuzeleuk
  3. als de delen niet (meer) herkenbaar zijn als los woord
    elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

tussenklank in samenstellingen
(-e, -en, s)
Hoe schrijf je de samenstellingen van de volgende woorden:
  • groente + soep
  • gezin + samenstelling
  • rijst + vla
  • seconde + wijzer
  • station + chef
  • spin + web
  • rood + kool




  • Groentesoep (meervoud: groentes)
  • Gezinssamenstelling (gezinskroket)
  • Rijstevla (rijst heeft geen mv)
  • Secondewijzer (secondes)
  • Stationschef (stationskroket)
  • Spinnenweb (maar spinnewiel!)
  • Rodekool (linkerdeel is geen z.n.)

Slide 26 - Tekstslide

Oefenen
Vorige les afwezig?
Maak online planning 12

Vorige les aanwezig?
Maak online planning 11


Let op:
-maandag na de herfstvakantie moet je leesboek uitgelezen zijn.
-Je kunt alleen een verslag schrijven over een boek van de lijst of een boek waar je goedkeuring voor hebt gevraagd.

Slide 27 - Tekstslide