INSTRUCTIES

Schrijven: leerdoel hoofdstuk 1.3
- Je kunt verschillende soorten e-mails schrijven met verschillende tekstdoelen.
- je kunt een instructie schrijven in korte stappen en duidelijke zinnen 
- je kunt bijvoeglijke naamwoorden op de juiste wijze schrijven
- jouw tekst na feedback herschrijven

Lesdoelen /leerdoelen:
- Je kunt verschillende soorten e-mails schrijven met verschillende tekstdoelen.
- je kunt een instructie schrijven in korte stappen en duidelijke zinnen
- je kunt bijvoeglijke naamwoorden op de juiste wijze schrijven in jouw instructietekst
- je kunt jouw tekst na feedback herschrijven
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijven: leerdoel hoofdstuk 1.3
- Je kunt verschillende soorten e-mails schrijven met verschillende tekstdoelen.
- je kunt een instructie schrijven in korte stappen en duidelijke zinnen 
- je kunt bijvoeglijke naamwoorden op de juiste wijze schrijven
- jouw tekst na feedback herschrijven

Lesdoelen /leerdoelen:
- Je kunt verschillende soorten e-mails schrijven met verschillende tekstdoelen.
- je kunt een instructie schrijven in korte stappen en duidelijke zinnen
- je kunt bijvoeglijke naamwoorden op de juiste wijze schrijven in jouw instructietekst
- je kunt jouw tekst na feedback herschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Waarmee moet je nog oefenen 
voor het examen schrijven?
Terugblik.
Heb jij de lesdoelen bereikt in de vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Bij een e-mail hoef je geen aanhef te schrijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Bij een e-mail hoef je geen aanhef te schrijven
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

INSTRUCTIES

Slide 5 - Tekstslide

Instrueren
Doel: uitleggen hoe iets moet, zodat de lezer de handeling kan uitvoeren. (Denk aan: iets in elkaar zetten, koken of iets repareren.)
Belangrijk bij het schrijven:
Gebruik stappenplannen of opsommingen (‘stap 1 …, stap 2 …’ of ‘a … b’).
Gebruik woorden die een volgorde aangeven, zoals als ‘eerst’, ‘daarna, ‘vervolgens’.
Begin zinnen met de gebiedende wijs (‘pak dit’, ‘doe dat’).
Geef tips, aanwijzingen en waarschuwingen.
Gebruik een titel waaruit blijkt dat het om een instructie gaat. Bijvoorbeeld: ‘In 5 stappen beroemd’, ‘Gitaar leren spelen? Zó doe je dat!’

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Instructietekst schrijven
  • Pak je schrift.
  • Verzin een heerlijk Valentijnsrecept voor iemand waar je van houdt (maximaal 10 zinnetjes)/ beschrijf de route die je moet afleggen naar de kantine vanuit lokaal 1:13.
  • Gebruik correcte bijvoeglijke naamwoorden in jouw zinnen
  • Ruil je recept met je buurman/buurvrouw en controleer elkaars tekst, geef tips.
  • verbeter je tekst .
timer
20:00

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Tekstslide


Bijvoeglijk naamwoord
bijv.
-  Loop naar de derde verdieping of
- Klop op een langzame snelheid de eieren door elkaar.

Slide 10 - Tekstslide


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 11 - Tekstslide

Is de volgorde belangrijk van een instructietekst?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het doel van instructies?

A
De lezer te informeren.
B
De lezer te overtuigen van een mening.
C
De lezer iets uit te leggen.
D
De lezer te vermaken.

Slide 13 - Quizvraag

In een instructietekst beginnen zinnen vaak met een instuctiewoord of doewoord. Kies die 2 zinnen.
A
Het is goed om naar de vorm en kleur van je poep te kijken.
B
Drink 1 tot 1,5 liter vocht per dag.
C
Bewegen is goed voor iedereen.
D
Ga meteen, als je voelt dat je moet poepen.

Slide 14 - Quizvraag