H4 Thema 5 B6 Spieren

hypofyse
hypothalamus
meer ADH
minder ADH
Als je lang niet hebt gedronken, dan
de osmotische waarde van je bloed. Hierdoor gaat de
                                                                                 produceren.
De permeabiliteit van de verzamelbuisjes wordt door dit hormoon                           , hierdoor wordt er                            water                                       uit de voorurine.

stijgt
daalt
groter
kleiner
meer
minder
gefiltreerd
geresorbeerd
1 / 37
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hypofyse
hypothalamus
meer ADH
minder ADH
Als je lang niet hebt gedronken, dan
de osmotische waarde van je bloed. Hierdoor gaat de
                                                                                 produceren.
De permeabiliteit van de verzamelbuisjes wordt door dit hormoon                           , hierdoor wordt er                            water                                       uit de voorurine.

stijgt
daalt
groter
kleiner
meer
minder
gefiltreerd
geresorbeerd

Slide 1 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er in de actiefase (2) als een
impuls wordt doorgegeven?


A
Na+ / K+ pomp gaat werken
B
Na+ kanaal gaat open
C
K+ kanaal gaat open
D
Beide kanalen gaan open

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je activiteit van gehoorzenuw

Wat gebeurt er als je in plaats van een
zacht geluid een hard geluid hoort?
A
Frequentie wordt sneller
B
Frequentie wordt trager
C
De golf (amplitude) wordt hoger
D
De golf (amplitude) wordt breder

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier wordt in de synaps de impuls doorgegeven op de volgende zenuwcel?
A
De stroomt wordt door (Na en K) ionen doorgeleid
B
De stroom kan overspringen omdat de afstand zo klein is.
C
Neurotransmitters zorger ervoor de Na-poorten open gaan, waardoor drempelwaarde overschreden wordt
D
Neurotransmitters zorger ervoor de K-poorten open gaan, waardoor drempelwaarde overschreden wordt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plaats de gebeurtenissen in de juiste volgorde
Pijnprikkel in je bovenarm
1
2
3
4
5
6
7
Neurotransmitters komen op spier terecht
impuls naar motorische zenuwcel
impuls naar eerste schakelcel
Ontstaan impuls in Sensorische zenuwcel
Armspier trekt samen
Impuls naar bewegingscentra
Impuls naar  gevoelscentra grote hersenen

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hyperpolarisatie:
K+poorten sluiten (te) langzaam,  extra K+ naar buiten, Na+ poorten dicht
Repolarisatie (herstelfase):
Na+poorten dicht  /  K+poorten gaan open  /  K+ kan naar buiten.
Depolarisatie (actiefase):
Door stimulering openen extra Na+poorten (K+poorten blijven dicht) Na+ gaat naar binnen.
Drempelwaarde:
Stimulus doet Na+ poorten open - depolarisatie  (K+ poorten dicht).
Rustfase:
Na+ en Ka+ poorten gesloten.
1
2
3
4
5

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe we kunnen leren welke neuronen wat doen, en daar gebruik van kunnen maken...      (NeuraLink v. Elon Musk)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

B6: Spieren en beweging
Lesdoelen:
  • 3 soorten spierweefsel kennen
  • bouw en werking van skeletspieren
  • werking antagonisten beschrijven


Slide 9 - Tekstslide

Het skelet maakt beweging mogelijk. Daarvoor zijn ook spieren nodig. Spieren zitten aan je botten vast. Spieren en skelet zorgen samen voor bewegingen. Alle spieren samen vormen het spierstelsel. 
    3 typen                                  
Glad spierweefsel:
zit van binnen om buisvormige of holle organen.
Dit kan lang werken op een laag tempo.


Dwarsgestreept spierweefsel (skeletspieren):
bestaat uit spiervezels die uit meerdere spiercellen bestaat. Er is een dwarse streping te zien onder de microscoop. Kan kort werken met veel kracht.

Hartspierweefsel:
(lijkt op skeletspieren, maar + vertakkingen, elektrische geleiding en onderbewust)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dwarsgestreept spierweefsel
Glad spierweefsel

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spieren en beweging

Spieren worden aangestuurd door bewegingszenuwcellen (motorische neuronen).


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motorische eenheid

Alle spiervezels die door één neuron worden aangestuurd
motorsch
eindplaatje

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

actine
myosine

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actine en myosine

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motoreiwitten
(microtubuli, actine/myosine

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Spieren werken samen.

Elke spier heeft een antagonist: een spier die de tegenovergestelde beweging maakt. 

Buigspieren en strekspieren

Beide typen zijn ook nodig om houding te kunnen vasthouden. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antagonisten
= Spieren die een tegengestelde beweging veroorzaken.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke type spierweefsel vinden we in de skeletspieren?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een motorische eenheid?
A
Een soort motorclub
B
Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
C
Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spieren in je dunne darm bestaat uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren in je dunne darm zijn
A
Autonoom
B
Niet autonoom

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren waarvan de werking een tegengesteld effect heeft noem je ...
A
actieve spieren
B
biceps en triceps
C
antagonisten
D
tegengestelde pezen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vliezen van spierbundels komen samen in een:
A
Spier
B
Spiervezel
C
Spierbundels
D
Pees

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze spieren reageren snel
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een spiervezel?
A
Een soort spierbundel
B
Een pees
C
Een spiercel
D
Spiereiwit

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

pezen kunnen zich samentrekken
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spieren in je halsslagader bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet het nog?
Zet in de goede volgorde, van klein naar groot!
A
Organisme, cel, orgaan, organenstelsel, weefsel
B
weefsel, orgaan, cel, organenstelsel,organis-me
C
cel, weefsel, orgaan, organenstelsel, organisme
D
cel, weefsel, orgaan, organisme, organenstelsel

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
  • Lees 5.6 Spieren en beweging 
  • Maak opdrachten 43 t/m 49
timer
5:00

Slide 37 - Tekstslide

Vb betrouwbaar:  Ook al is de weegschaal verkeerd afgesteld; als een persoon met een constant gewicht twee keer achter elkaar op de weegschaal gaat staan, zou de weegschaal twee keer hetzelfde gewicht moeten laten zien. Anders is de weegschaal niet betrouwbaar.

vb valide: Je kunt gewicht meten met een weegschaal (het instrument), maar als de weegschaal verkeerd is afgesteld dan is het resultaat van de weging niet juist en dus niet valide.