mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Lekker lezen
Huiswerk bespreken

Start nieuw onderwerp



Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Lekker lezen
Huiswerk bespreken

Start nieuw onderwerp



Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden

Slide 2 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde
Bekijk de volgende zin:
– Op de Veluwe hebben we wilde zwijnen gezien.

In elke zin staan één of meer werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm (pv).

Zo vind je de persoonsvorm
Er zijn twee manieren om te bepalen welk werkwoord de persoonsvorm is. 

Slide 3 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde
– Dit meisje wil aanstaande zaterdag graag winkelen.

Manier 1 – de tijdproef: Zet de zin in een andere tijd: maak van de tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
– Dit meisje wilde aanstaande zaterdag graag winkelen.


Manier 2 – de vraagproef: Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

– Wil dit meisje aanstaande zaterdag graag winkelen?

Slide 4 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde
Let op: de vraagproef werkt niet altijd, bijvoorbeeld niet in vraagzinnen.
De zin bestaat uit zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen:
– Dit meisje / wil/ aanstaande zaterdag / graag / winkelen.
Zo vind je zinsdelen: de zinsdeelproef
Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel. Probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kunt zetten.

– In de vakantie / gaat/ Chris / naar Aruba.
– Chris / gaat/ in de vakantie / naar Aruba.
– Naar Aruba / gaat/ Chris / in de vakantie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

Lezen: theorie van blz. 203
Cursus 5 Grammatica ZD
Maken:
§2 Persoonsvorm en zinsdelen 
opdr. 1 t/m 5 blz. 202

opdr. 1  met potlood in je werkboek
van opdr. 2, 3 en 4 alleen vraag 1 met potlood in je werkboek
 verder alles in je schrift!




Slide 10 - Tekstslide

mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen

Slide 11 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Tekstslide