M1 H1 1.1 en 1.2 Kiezen, Budgetlijn

Module 1, Hoofdstuk 1:
Voor niks gaat de zon op.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Module 1, Hoofdstuk 1:
Voor niks gaat de zon op.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waar economie over gaat
  • Je kunt uitleggen wat schaarse goederen zijn
  • Je kunt een budgetlijn tekenen en de formule opschrijven
  • Je kunt voorspellen hoe een budgetlijn zal verschuiven

Slide 2 - Tekstslide

Economie = keuzes maken
  • Behoeften > Alles wat je graag zou willen (hebben, doen ..)
  • Middelen om in die behoeften te voorzien (geld, tijd ..)
  • Middelen zijn beperkt en behoeften zijn onbeperkt.
  • Middelen zijn 'beperkt aanwezig' en 'alternatief aanwendbaar'.
  • Er zijn verschillende manieren om je middelen te besteden: keuzes!
  • Er is schaarste; voor schaarse goederen zijn (productie)middelen nodig.
  • Schaarste is niet hetzelfde als zeldzaam.
  • Economie gaat over het maken van keuzes (die nodig zijn omdat de behoeften onbeperkt en de middelen beperkt zijn)

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
  • Hoe kies je de behoefte waaraan je je middelen wilt besteden?
  • Economen kiezen voor het grootste voordeel. 
  • Ze kiezen voor die 'aanwendingsrichting' waarbij de opbrengsten het grootst zijn t.o.v. de kosten.
  • Baten (voordeel) = geld (of wat je er in euro's voor over zou hebben)
  • Kosten = geld (of wat je er in euro's voor over zou hebben om het niet te doen, de kosten van ongerief, van ongemak of last)
  • Netto baten = baten - kosten

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de beste aanwendingsrichting van een middel?
Baten = Hoeveel voordeel ervaar ik bij deze aanwendingsrichting?
Kosten = hoeveel nadeel ervaar ik bij deze aanwendingsrichting


Slide 5 - Tekstslide

Kosten en baten
Werken in de supermarkt

Opbrengst (Loon) --> €24 = Baten
Kosten --> €8,- = Kosten uitgedrukt in het werk niet leuk vinden.
Netto levert werken in de supermarkt dus €16,- op, terwijl je daadwerkelijk wel €24 hebt ontvangen. 

Slide 6 - Tekstslide

Kosten en baten
Uitslapen

Opbrengst (wat je er in euro's voor over zou hebben)--> 
€ 6  = Baten
€0,- = Baten.
Netto levert uitslapen € 6 op. 

Slide 7 - Tekstslide

Het ABC van de vrije goederen
Opdracht

Slide 8 - Tekstslide

Module 1, Hoofdstuk 1:
Voor niks gaat de zon op.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Tekenen van een budgetlijn
We geven ons budget uit aan twee producten.
Hoe tekenen we een budgetlijn?
  • Wat staat er op de assen?
  • Welke drie dingen moeten we weten om de budgetlijn te kunnen tekenen?

Slide 11 - Tekstslide

Vergelijking van de budgetlijn
We kunnen ook de vergelijking van de budgetlijn opschrijven.
  • Vergelijking: 'iets' = (is gelijk aan) 'iets anders'
  • In de vergelijking moeten de 3 dingen staan die we nodig hebben om een budgetlijn te tekenen:
  • de prijzen van de twee producten en het budget
  • Probeer een juiste vergelijking op te schrijven

Slide 12 - Tekstslide

Vergelijking van de budgetlijn
We kunnen ook de vergelijking van de budgetlijn opschrijven.
  • Budget € 100, Prijs boek PB € 20, Prijs appel PA € 2
  • Budget = wat ik besteed aan boeken en aan appels
  • Budget = PB x aantal boeken + PA x aantal appels
  • Invullen: 
  • 100 = 20 x aantal boeken + 2 x aantal appels

Slide 13 - Tekstslide

Budgetlijn veranderen
  • Teken de budgetlijn voor een budget van € 200                        (bij dezelfde prijzen)
  • Teken de budgetlijn voor een budget van € 200, bij een prijs van appels van € 5 en een prijs van boeken van € 20

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Verandering budgetlijn
We geven ons budget uit aan twee producten.

  • Wat gebeurt er als het budget verandert?
  • Wat gebeurt er als een prijs verandert?

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk


Paragraaf 1.1 en 1.2 goed doorlezen
Opgaven bij 1.2 maken (1 t/m 5)

Slide 17 - Tekstslide