Oefentoets literatuuranalyse periode A

Vragen voor de toets literatuur
Nederlands 
periode A
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vragen voor de toets literatuur
Nederlands 
periode A

Slide 1 - Tekstslide

Benoem een overeenkomst tussen een sprookje en een mythe

Slide 2 - Woordweb

Benoem een overeenkomst tussen een legende en een mythe

Slide 3 - Woordweb

Benoem een overeenkomst tussen een sage en een mythe

Slide 4 - Woordweb

Wat is een open plek?
A
Een witregel
B
Een gekapt woud
C
Te weinig personages
D
Te weinig informatie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een antiheld?
A
De schurk van het verhaal
B
De tegenheld
C
De hoofdpersoon die het goede wil, maar het lukt niet altijd
D
De hoofdpersoon die wel goed wil doen, maar ondertussen boosaardig wordt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een hyperbool?
A
Een overdrijving
B
Een tegenstelling
C
Een druk persoon
D
Een verkleining

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een overeenkomst tussen Kinderjaren en Het bittere kruid?
A
De hoofdpersonen zijn jongens
B
De hoofdpersonen zijn even oud
C
De hoofdpersonen komen in het concentratiekamp
D
De hoofdpersonen zijn joods

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een groot verschil tussen beide boeken
A
De ene hoofdpersoon is ouder
B
De ene hoofdpersoon komt wel in een concentratiekamp
C
De een is een jongen de ander een meisje

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb beide boeken uit
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb een goede mindmap gemaakt
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Ik maak me zorgen over

Slide 12 - Woordweb

Ik heb nog behoefte aan

Slide 13 - Woordweb

Ik denk dat ik goed voorbereid ben op de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll