je kan het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen benoemen.
je kan benoemen wat het verschil is tussen essentiële en niet essentiële voedingsstoffen
Slide 2 - Tekstslide
wat gaan we doen?
stukje theorie
aan de slag
uitleg proefje
aan de slag
Slide 3 - Tekstslide
voedingsmiddelen
Slide 4 - Tekstslide
functie van voedingstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Brandstoffen
Slide 5 - Tekstslide
zes groepen
Slide 6 - Tekstslide
koolhydraten
behoren onder andere tot de suikers. zoals zetmeel en glycogeen.
koolhydraten zijn brandstof, wanneer je te veel eet wordt het een reservestof
Slide 7 - Tekstslide
voedingsvezel
Slide 8 - Tekstslide
vetten
vetten en oliën worden vooral gebruikt als reserve stof maar ook als bouwstof.
onverzadigde vetten zijn gezonder dan verzadigde vetten.
Slide 9 - Tekstslide
water
je bestaat voor 60% uit water. water is een belangrijke bouwstof.
Slide 10 - Tekstslide
mineralen
ook wel zouten genoemd. wordt gebruikt als bouwstof en als beschermende stof.
Slide 11 - Tekstslide
vitaminen
zijn belangrijk als beschermende stof en bouwstof. te veel kan ook ongezond zijn.
Slide 12 - Tekstslide
eiwitten
zijn belangrijke bouwstoffen in je lichaam. voor vorming van cytoplasma en spieropbouw. te veel aan eiwitten wordt omgezet als brandstof of reservestof.
Slide 13 - Tekstslide
essentiële en niet-essentiële
essentiele voedingsstoffen zijn onmisbaar (kan je lichaam niet zelf maken)
niet-essentiële voedingstoffen kan je lichaam wel zelf maken.
Slide 14 - Tekstslide
het honger gevoel
dit heeft allemaal te maken met de suikerspiegel in je bloed die geregeld word door hormonen.
Slide 15 - Tekstslide
ga aan de slag
maak opdracht 6,7,8 en 9 blz 98 t/m 100
Slide 16 - Tekstslide
wat ga je doen
in twee tallen een aantal voedingsmiddelen testen.
je gaat bekijken of deze voedingsmiddelen ook zetmeel hebben.
Slide 17 - Tekstslide
wat heb je nodig?
jodium, een aantal voedingsmiddelen en schoteltje.