G6BE - Les 2024-09-23

Bedrijfseconomie G6
2024-09-23
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie G6
2024-09-23

Slide 1 - Tekstslide

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (er staat wat op het (digi)bord geprojecteerd/geschreven).  
Te laat? Haal een groene kaart,  niet mopperen, hoort bij onze maatschappij.

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. Vaker dit niet voor elkaar 
(volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding.
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = inleveren en oranje kaart halen, zonder mopperen. Dat kan best oncomfortabel voor je zijn, dus hou dit zelf in de gaten. Thuis of in de kluis.

Geen eten/drinken (alleen flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc 
eten/drinken doe je in de pauze.).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... vind ik zelf ;-)  

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Na vandaag, 
weet je (weer):
- wat leerdoelen zijn
- wat een 'spoorboekje' is
- wat bedrijfseconomie interessant maakt (of niet...)

kun je:
- zelf bij de digitale leermiddelen gebruiken:
1. LessonUp
2. It's Learning Planner (met wat mazzel?)
3. LearnBeat

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • LessonUp account
  • H1/H2/H3 Het Resultaat (vragen?)
  • H4 Break-even
  • Huiswerk

  • Leerdoelen check



Slide 3 - Tekstslide

Vandaag is het
A
Maandag
B
Dinsdag

Slide 4 - Quizvraag

Bij een B.V. betaal je inkomstenbelasting over de winst.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Welke zaken mag je opvoeren als aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
auto van de zaak die je ook privé rijdt
B
rente over je hypotheekschuld
C
eigenwoningforfait

Slide 6 - Quizvraag

Inkomstenbelasting is een voorbeeld van:
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting
C
niet-belastingontvangsten

Slide 7 - Quizvraag

Alle ondernemingsvormen betalen vennootschapsbelasting.
timer
0:10
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke rechtsvorm betaal je inkomstenbelasting over de winst? (meerdere antw. zijn juist)
A
VOF
B
BV
C
Eenmanszaak
D
NV

Slide 9 - Quizvraag

een onderneming met 4 bekende eigenaren betaalt vennootschapsbelasting over de winst. welke ondernemingsvorm?
A
eenmanszaak
B
vof
C
bv
D
nv

Slide 10 - Quizvraag

Je huiswerk H1/H2/H3 had al af moeten zijn; Ik geef 20 minuten bijwerk tijd. Dan door naar H4!
H1 Opbrengsten / H2 Kosten / H3 Resultaat

Ik bespreek zo nog: 

H2: F1
BRON bij C4 H3: C4 & C5
timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Break-even analyse
Break-even afzet
Break-even omzet
Dekkingsbijdrage
Beoogde winst

Slide 12 - Tekstslide

Vraag
Je hebt een ijssalon. De huur, verzekering en energiekosten zijn € 4.000 per maand.
De verkoopprijs van een ijsje is € 2,50
De variabele kosten zijn € 0,50 per stuk

Hoeveel ijsjes moet je verkopen om 'quitte' te spelen. Dus precies uit de kosten te komen

Slide 13 - Tekstslide

Uitwerking
Je hebt een ijssalon. De huur, verzekering en energiekosten zijn € 4.000 per maand.
De verkoopprijs van een ijsje is € 2,50
De variabele kosten zijn € 0,50 per stuk

€ 4.000/ (2,50 - 0,50) = 2.000 ijsjes

Slide 14 - Tekstslide

Break-even afzet 
Constante kosten
(verkoopprijs - variabele kosten per stuk)

€ 4.000 
                        (2,50 - 2)        = 2.000
De afzet die je moet halen om geen winst en geen verlies te hebben
Winst van € 0

Slide 15 - Tekstslide

Bij de berekening van break-even afzet moet je uitgaan van
A
Verkooprijs ex btw
B
Verkoopprijs inc btw

Slide 16 - Quizvraag

Break-even omzet
De omzet die je moet halen om geen winst en geen verlies te hebben

Break-even afzet X verkoopprijs

2.000 ijsjes X € 2,50 = € 5.000

Slide 17 - Tekstslide

Controle
Omzet 2.000 X € 2,50 =                            € 5.000
Variabele kosten 2.000 X € 0,50 =       € 1.000 -
Dekkingsbijdrage                                       € 4.000
Constante kosten                                       € 4.000 -
Nettowinst                                                     €          0

Omzet - variabele kosten = dekkingsbijdrage !!
Bij break-even afzet moet dekkingsbijdrage dus even groot zijn als de constante kosten

Slide 18 - Tekstslide

Dekkingsbijdrage per stuk
Verkoopprijs - variabele kosten per stuk
€ 2,50 - € 0,50 = € 2,00

Afzet X dekkingsbijdrage per stuk = totale dekkingsbijdrage
2.000 ijsjes X € 2,00 = € 4.000

Slide 19 - Tekstslide

Van een eenmanszaak is het volgende gegeven:
Verkoopprijs: € 250,-
Variabele kosten per product: € 100,-
Constante bedrijfskosten: € 225.000
Bereken de break-even omzet.

Slide 20 - Open vraag

Uitwerking
Van een eenmanszaak is het volgende gegeven:
Verkoopprijs: € 250,-
Variabele kosten per product: € 100,-
Constante bedrijfskosten: € 225.000
Bereken de break-even omzet.
TO = 250 q
TK = 100 q + 225.000
TO = TK
250 q = 100 q + 225.000
q = 225.000 / 150 = 1.500 stuks
BEO = 1.500 x 250 = € 375.000
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

H4 Het Resultaat - Break-evenanalyse
H4 BEA/BEO


B linkje (2,4,6 bespreken)
C linkje 
Uiteindelijk heel H4 af natuurlijk; morgen ook nog tijd maar alles wat nu lukt is natuurlijk fraai!)

timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide

Werken in LearnBeat
H4 Resultaat


bespreken 3B3 Opdracht Kosarski
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

H3 Het Resultaat

Slide 24 - Tekstslide

H1-Opbrengsten ->H2 Kosten ->H3 Resultaat
In hoofdstuk 1 hebben we gekeken naar de opbrengsten 
In hoofdstuk 2 naar de kostensoorten van een onderneming. 

Het resultaat is het verschil tussen de opbrengsten en kosten
Als dit verschil positief is, dan wordt er winst gemaakt. Bij een negatief verschil is er verlies

Dit klinkt heel eenvoudig, maar er zijn verschillende manieren om het resultaat van een onderneming weer te geven op een winst- en verliesrekening. Zo kan er onderscheid gemaakt worden tussen het bedrijfsresultaat, het financieringsresultaat en het incidenteel resultaat. Er zijn ook ondernemingen die werken met de afkortingen EBIT en EBITDA.

Slide 25 - Tekstslide

Werken in LearnBeat
H3 Resultaat



bespreken 1 3C3 eetcafé Julian Lopez
bespreken 2 3D2 Opdracht Transportondernemer
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen: check?

Na vandaag, weet je:
- (weer) wat leerdoelen zijn
- (weer) wat een 'spoorboekje' is
- wat bedrijfseconomie interessant maakt
kun je:
- zelf bij de digitale leermiddelen gebruiken (zie ELO agenda van vandaag voor codes):
1. LessonUp 
2. It's Learning, vak overzicht / planner
3. LearnBeat
Tot de volgende les!



Slide 27 - Tekstslide

BalanS
Een balans is een overzicht van de bezittingen, schulden en het eigen vermogen van een organisatie op een bepaald moment. De bezittingen (activa, debetzijde), staan links op de balans. Het vermogen (passiva, creditzijde), staan rechts op de balans. Aan het vermogen kun je zien hoe de bezittingen zijn gefinancierd: met het eigen vermogen en/of met vreemd vermogen.

Slide 28 - Tekstslide

Winst- en verliesrekening
Een winst- en verliesrekening geeft een overzicht van de kosten en opbrengsten van een bedrijf gedurende een bepaalde periode. Zijn de opbrengsten groter dan de kosten dan maakt het bedrijf winst. Zijn de kosten hoger dan de opbrengsten dan is er sprake verlies.

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
Na vandaag, 
weet je (weer):


CE Bedrijfseconomie op woensdag 22 mei 2024 (Eerste CE start op Dinsdag 14 mei)

Wat ga je nog doen voor de 10?



Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wat als jij het CE zou maken?
  • Leerdoelen check



Slide 30 - Tekstslide