In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
wat weet je al over Digispel?
Slide 2 - Woordweb
Verkoopgesprek
vandaag ga je aan de slag met het maken van een verkoopgesprek. Het is de bedoeling dat jij een game gaat maken voor een bedrijf. Maar voordat je weet wat je moet maken zul je een verkoopgesprek aan moeten gaan.
Slide 3 - Tekstslide
wat is het doel van een vraaggesprek:
A
Je weet wat je moet verkopen.
B
Je weet wat je moet gaan ontwerpen.
C
Je komt erachter hoeveel winst je maakt.
Slide 4 - Quizvraag
voordat je een vraaggesprek aangaat moet je vragen opstellen. Dit doe je aan de hand van de 5W vragen. wat zijn de 5w vragen?
A
Wie,Waar,Want, Wanneer,Waarom
B
Wie,Wat, Waar, Wanneer en Waarom
Slide 5 - Quizvraag
Welke vragen zou je nog extra kunnen stellen als je erachter wilt komen hoe de game eruit moet komen te zien.
Slide 6 - Woordweb
Wat denk jij dat het belangrijkste is aan een vraaggesprek?
Slide 7 - Open vraag
Een verkoopgesprek is een gesprek waarin je probeert iets aan de klant te verkopen. Een verkoopgesprek kun je in 4 fasen doen:
• Fase 1 begroeten
• Fase 2 behoeften bepalen
• Fase 3De klant helpen
• Fase 4 Afronden
Slide 8 - Tekstslide
Waar denk je aan als je iemand gaat begroeten?
Slide 9 - Open vraag
Waar denk je aan bij behoeftes bepalen?
Slide 10 - Open vraag
Waar denk je aan als je de klant gaat helpen?
Slide 11 - Open vraag
Waar denk je aan bij de afronding?
Slide 12 - Open vraag
Fase 1 begroeten:
Begroeten is iets wat je het eerste doet als je iemand te woord gaat staan. Begroeten doe je met een vriendelijke glimlach (non-verbaal). Je begint je gesprek altijd met ‘goedemorgen’, ‘goedemiddag’ of ‘goedenavond’ (verbaal) de eerste begroeting is altijd erg belangrijk.
Slide 13 - Tekstslide
Fase 2 behoeften bepalen:
Je gaat in je gesprek bepalen waar je graag over wilt praten. Je gaat open vragen stellen. Open vragen zijn vragen waar je een uitgebreider antwoord op kunt krijgen. Dit zijn vragen die je eigenlijk niet met ja en nee kunt beantwoorden. Je begint open vragen meestal met de 5 w vragen. Hoe meer open vragen je stelt hoe makkelijker je antwoord kunt krijgen op de vragen die je graag beantwoord wilt hebben.
Slide 14 - Tekstslide
Fase 3 de klant helpen:
Je bent het gesprek aangegaan en je gaat nu kijken hoe je je verslag verder vorm kunt gaan geven. Je vraagt aan de persoon waar je het gesprek mee voert alle informatie die nog wilt weten. Hier kun je bijvoorbeeld de extra vragen bij toevoegen. Zorg ervoor dat je dan wel open vragen stelt en geen gesloten vragen. Want als je gesloten vragen gaat stellen krijg je vaak alleen maar het antwoord ja of nee.
Slide 15 - Tekstslide
Fase 4 afronden:
In deze fase ga je het gesprek netjes afronden. In deze fase kun je ervoor kiezen om een vervolgafspraak te plannen of ervoor te kiezen om het gesprek netjes af te sluiten. Als je ervoor kiest om het gesprek netjes af te ronden bedank je de persoon waar je het gesprek mee hebt gehad. Vergeet dit niet te doen want dit bepaalt veel over de indruk die je achter laat.
Slide 16 - Tekstslide
Wat zijn open vragen
A
Vragen waar je alleen ja en nee op kunt antwoorden.
B
Vragen waar maar een antwoord mogelijk is.
C
Vragen waar iemand uitgebreid op kan antwoorden
D
Alle vragen zijn juist.
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn gesloten vragen
A
Alle antwoorden zijn mogelijk.
B
vragen waar je alleen ja en nee op kunt antwoorden.
C
Je kunt er heel uitgebreid op antwoorden.
D
Je kunt alle antwoorden doorgeven.
Slide 18 - Quizvraag
Aan de slag
Nu ga je aan de slag met het maken van de opdracht. Je beantwoord de 5 hoofdvragen. Als extra opdracht ga je per vraag twee extra vragen bedenken.