Meewerkend voorwerp 2tl

10 min lezen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Herhaling zinsdelen tot nu toe
- Uitleg meewerkend voorwerp
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen
Wat weet je nog?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De piranha rook bloed.
A
De
B
piranha
C
rook
D
bloed

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:
We hebben woensdag een toets.
A
We
B
hebben
C
woensdag
D
een toets

Slide 5 - Quizvraag

Enkelvoudige of samengestelde zin?
Tijdens de les rekenen werd Marco uit de klas gehaald.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Britt tekent en Anna maakt aantekeningen.
A
tekent
B
maakt
C
tekent, maakt
D
Britt en Anna

Slide 7 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of dier.

Het meewerkend voorwerp kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Staat die er niet? Dan kan je aan erbij denken. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp?
Stap 1: zoek de persoonsvorm
Stap 2: schrijf ow, wg en lv op (als er een lv is)
Stap 3: stel de vraag Aan/voor wie + wg + ow + lv?

Bijvoorbeeld: Heeft Max zijn vriend een geheim verteld?
1. pv = heeft
2. ow = Max, wg = heeft verteld, lv = een geheim
3. mv = ??

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het mv in de volgende zin:
Paul geeft zijn snoep aan Mark.
A
Paul
B
geeft
C
zijn snoep
D
aan Mark

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het mv in de volgende zin:
Ik vertel jou geen antwoorden voor de toets!
A
Ik
B
jou
C
antwoorden
D
toets

Slide 12 - Quizvraag

Welk onderdeel van grammatica vind je nog lastig?

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag
Maken §6 meewerkend voorwerp
in de online methode

Slide 14 - Tekstslide