Woordenschat 1.4

Wat betekenen de woorden?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat betekenen de woorden?

Slide 1 - Tekstslide

De docent is tevreden over de verbeterde attitude van die leerling.

attitude
A
oplettendheid
B
resultaten
C
houding/instelling

Slide 2 - Quizvraag

Manchester United is een befaamde voetbalclub.

befaamde
A
slechte
B
beroemde, bekende
C
uitstekende

Slide 3 - Quizvraag

Die snob nodigen wij niet graag uit.

snob
A
iemand die zich beter/rijker/ kunstzinniger voordoet dan hij is
B
een persoon die bijzonder onbetrouwbaar blijkt te zijn
C
een persoon die plotseling over veel geld beschikt

Slide 4 - Quizvraag

De ceremonie vindt om 15:00 uur plaats.

ceremonie
A
plechtige handeling
B
opening
C
verkiezing

Slide 5 - Quizvraag

Je moet in je brieven zo min mogelijk clichés gebruiken.

clichés
A
moeilijke woorden
B
technische woorden
C
veelgebruikte (afgezaagde) formuleringen

Slide 6 - Quizvraag

Maak jij de collage voor de schoolkrant?

collage
A
lijst gerangschikt op datum
B
samenvoeging van verschillende dingen tot een geheel
C
verhaal met veel diepgang

Slide 7 - Quizvraag

Van het profiel van haar hoofd is een tekening gemaakt.

profiel
A
de voorkant
B
het bovenste deel
C
het zijaanzicht

Slide 8 - Quizvraag

U treft de specificatie in de bijlage aan.

specificatie
A
toelichting met alle onderdelen apart vermeld
B
conclusie
C
beknopt overzicht

Slide 9 - Quizvraag

Ik weet niet wat daar de beste remedie voor is.

remedie
A
oplossing
B
kleur
C
kleding

Slide 10 - Quizvraag

Ik ontving een circulaire over het ophalen van huisvuil.

circulaire
A
afwijzing
B
verzoek
C
brief aan een bepaalde groep mensen

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord past bij het vetgedrukte woord?

Slide 12 - Tekstslide

1.   De situatie was nogal    chaotisch.


2.   Ik vind dat    dubieus.


3.   We zijn het er    unaniem    mee eens.


4.   Benzinekosten zijn    variabel.


5.   Een    arrogant    persoon.

6.   Die handelaar is    corrupt.


7.   Die actie was    fenomenaal.


8.   De gevolgen zijn    desastreus.


9.   Die maatregelen zijn    effectief.


10.  Zich    coulant   opstellen.
wanordelijk
twijfelachtig
eenstemmig
veranderlijk
verwaand
omkoopbaar
buitengewoon
rampzalig
doeltreffend
toegeeflijk

Slide 13 - Sleepvraag