In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
V4b: dinsdag 9 februari
30 minuten vragen maken bij tekst, vanaf vraag 2.
Zie Classroom.
Daarna gaan we ze nakijken.
Slide 1 - Tekstslide
In hoeverre gaat het artikel ‘Is spelling taal’ over morfologie zoals jij het hierboven hebt beschreven?
Slide 2 - Tekstslide
In hoeverre gaat het artikel ‘Is spelling taal’ over morfologie zoals jij het hierboven hebt beschreven?
Slide 3 - Open vraag
Antwoord
Het artikel gaat niet over morfologie in die zin dat het niet over morfemen gaat. Maar het onderzoekt wel de invloed van spelling, dus van letters, op betekenis, dus dat bespreekt het gebruik/effecten van een bepaald morfeem.
Slide 4 - Tekstslide
Plaats onderstaande voorbeelden op de juiste plaats in figuur op volgende slide
a. Uitspraak compromis b. (Christen Democratisch) Appel of een frisgroene appel
c. begeleidt/begeleid, een ei/het IJ
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
a. Uitspraak compromis b. (Christen Democratisch) Appel of een frisgroene appel c. begeleidt/begeleid, een ei/het IJ
Slide 7 - Open vraag
Uitspraak compromis klanken-letters
ChristenDemocratisch Appel of een frisgroene appel klanken-betekenis
begeleidt/begeleid, een ei/het IJ betekenis-letters
Slide 8 - Tekstslide
Stelling: ‘Spelling is een puur cosmetische zaak’. Leg deze stelling in je eigen woorden uit. Geef, op basis van de gelezen tekst, een argument vóór en een argument tegen deze stelling.
Slide 9 - Tekstslide
Stelling: ‘Spelling is een puur cosmetische zaak’. Leg deze stelling in je eigen woorden uit. Geef, op basis van de gelezen tekst, een argument vóór en een argument tegen deze stelling.
Slide 10 - Open vraag
Spelling is een cosmetische zaak wil zeggen: spelling gaat alleen over de buitenkant en heeft daardoor geen invloed op de taal waar zij over gaat/welke zij representeert. Een argument tegen deze stelling is dat spelling wel degelijk invloed kan hebben op de uitspraak van taal, zoals bij het woord compromis is gebeurd. Een argument voor deze stelling is dat spelling slechts de tekens zijn die de taal representeren, en dat in zekere zin willekeurig is wat je daar over afspreek (zie fish/ghoti).
Slide 11 - Tekstslide
:Wat zijn de drie grondbeginselen/basisbeginselen van de spelling van het Nederlands?
Slide 12 - Tekstslide
:Wat zijn de drie grondbeginselen/basisbeginselen van de spelling van het Nederlands?
Slide 13 - Open vraag
De spelling van het Nederlands is gebaseerd op het basisbeginsel van de standaarduitspraak. Dat wordt ingeperkt door twee nevenbeginselen:
dat van de gelijkvormigheid* en dat van de etymologie*.
Dus in principe schrijf je wat je hoort. Tenzij: spellingbeginsel waardoor we een gelijk woorddeel zo veel mogelijk op gelijke wijze schrijven. Voorbeeld: voed altijd met d in: ik voed, jij voedt, ik voedde, het voeden, het voedsel, de voeding. (gelijkvormigheid) en tenzij herkomst en ontwikkeling van de vorm en de betekenis van een woord. Door het beginsel van de etymologie schrijven we de klank /ei/ soms met een lange ij, soms met een korte ei. (etymologie)
Slide 14 - Tekstslide
Eén van deze basisbeginselen is morfologisch van aard, welke? Geef voorbeelden van woorden die door dit morfologische principe niet gespeld worden zoals je ze uitspreekt. Kun je voorbeelden bedenken waaruit blijkt dat het beginsel niet altijd geldt?
Slide 15 - Open vraag
Het basisbeginsel van de gelijkvormigheid; deze bepaalt dat een morfeem altijd hetzelfde gespeld wordt. Zo wordt de stam van een werkwoord niet aangetast waardoor je overbodige medeklinkercombinaties krijgt als hij wordt. Of bij veel meervoudsvormen: je schrijft paard met een d omdat het ook paarden is. Maar voor huis-huizen geldt dat niet, ook niet voor eet-eett (zie loop-t).
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk voor donderdag.
Zoek opgegeven leesboek 4.
Lezen tekst: B: Woordvorming: Staan alle woorden in Van Dale? (p. 14 van de reader)