Paragraaf 4.4 - De verspreiding van het christendom over Europa - 2023
1 / 19
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een domein?
A
het gebied van een horige
B
het gebied van een koning
C
het gebied van een halfvrije boer
D
het gebied van een edelman of klooster
Slide 3 - Quizvraag
Domeinen waren zelfvoorzienend
(= alles wat nodig was, werd op het domein gemaakt)
(= alles wat nodig was, werd op het domein gemaakt)
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 4 - Quizvraag
Hiernaast zie je een domein. Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een landheer
D
de burgemeester
Slide 5 - Quizvraag
In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het hofstelsel?
A
Bescherming in ruil voor pacht en herendiensten
B
Raad en daad
C
Geld lenen van het hof
D
Ander woord voor leenstelsel
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een nadeel van het leenstelsel?
A
Het geleende land werd door de leenman als eigendom gezien
B
De koning had te weinig land om uit te lenen
C
Er waren te weinig leenmannen
D
Na Karel de grote verdween het leenstelsel
Slide 8 - Quizvraag
Wat was de baas in het leenstelsel?
A
De leenheer
B
De leenman
C
De achterleenman
D
De kleinste leenman
Slide 9 - Quizvraag
Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan zijn ridders
Slide 10 - Quizvraag
Hoe zat het ook alweer met horigheid en hofstelsel?
Horigen...
Horigen...
A
waren vazallen van de koning
B
waren leenmannen van een edelman
C
waren slaven die het land bewerkten
D
leverden vrijheid in, in ruil voor bescherming
Slide 11 - Quizvraag
Een apostel is:
A
een heilige
B
een boodschapper van God
C
een leerling van Jezus
D
de zoon van God
